Bijvoeglijk naamwoord

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden + onregelmatige werkwoorden


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden + onregelmatige werkwoorden


Slide 1 - Slide

Onregelmatige werkwoorden 

Slide 2 - Slide

zeggen
A
hebben gezeggen
B
hebben gezegd
C
zijn gezegd
D
zijn gezag

Slide 3 - Quiz

drinken
A
hebben gedronken
B
hebben gedronk
C
zijn gedronken
D
zijn gedrinken

Slide 4 - Quiz

lezen
A
hebben gelazen
B
hebben gelezen
C
zijn gelezen
D
zijn gelas

Slide 5 - Quiz

slapen
A
zijn gesliep
B
hebben gesliep
C
hebben geslapen
D
zijn geslapen

Slide 6 - Quiz

weten
A
zijn geweten
B
hebben geweten
C
zijn gewisten
D
hebben gewisten

Slide 7 - Quiz

zijn

Slide 8 - Open question

hebben

Slide 9 - Open question

doen

Slide 10 - Open question

gaan

Slide 11 - Open question

kijken

Slide 12 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
de/ het/ een
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Vertelt meer over een zelfstandig naamwoord (znw)

Kan voor of achter het znw staan


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 15 - Slide

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 16 - Quiz

De rode jas hangt nog aan de kapstok.

Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 18 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vriendin op bezoek'
A
morgen
B
lieve
C
komt
D
vriendin

Slide 19 - Quiz

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb een nieuwe telefoon gekregen.

Slide 20 - Open question

het bijvoeglijk naamwoord is:

De jas, die ik gister heb gekocht, is groen.

Slide 21 - Open question

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er leuke muziek op gezet.

Slide 22 - Open question

het bijvoeglijk naamwoord is:

Alles van mijn favoriete band staat erop

Slide 23 - Open question

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er een goede koptelefoon bij gekocht.

Slide 24 - Open question

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD: de regels
- de spannende film (de film)

- het spannende boek (het boek)

- een mooie film (de film)
- een mooi boek (het boek)




Slide 25 - Slide

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 26 - Open question

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 27 - Open question