regelmatige werkwoorden + d/t + ss/s/z/ß.

Werkwoorden
onregelmatige werkwoorden
regelmatige werkwoorden
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoorden
onregelmatige werkwoorden
regelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Doel:


Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen 


Slide 2 - Slide

Verben "haben" & "sein"
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
+volt.dw
habe
hast
hat
haben
habt
haben
gehabt

bin
bist
ist
sind
seid
sind
gewesen

Slide 3 - Slide

wir = haben
Ihr = ???
Sie/sie = haben
A
habst
B
habbet
C
habte
D
habt

Slide 4 - Quiz

ich habe ..... (haben)
A
gehat
B
gehaben
C
gehabt

Slide 5 - Quiz

Vervoeg het werkwoord 'habe': er ......... (haben haben)
A
habt gehat
B
hat gehabt
C
habt gehabt
D
hast gehabt

Slide 6 - Quiz

er ........ (sein)
A
bist
B
seid
C
ist
D
sind

Slide 7 - Quiz

U ... ... (... sein)
A
sein
B
sind
C
sint
D
ist

Slide 8 - Quiz

wir .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist
D
sind

Slide 9 - Quiz

du .................... (sein)
A
bist
B
bin
C
ist

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste uitgang van sein:
Ich (sein)
timer
0:30
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in:
Er (sein)
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 12 - Quiz

'sein'
sie ...... seine Schwester.
A
bist
B
ist
C
sein
D
sind

Slide 13 - Quiz

sein: ihr
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist

Slide 14 - Quiz

sein: Sie
A
seid
B
ist
C
sind

Slide 15 - Quiz

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?
A
hele werkwoord
B
hele werkwoord -en
C
ik-vorm

Slide 16 - Quiz

Wat is de stam van "spielen"?

Slide 17 - Open question

Wat is de stam van "kommen"?

Slide 18 - Open question

regelmatige werkwoorden

Slide 19 - Slide

regelmatige werkwoorden vervoeging 
Ich 
Du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
Stam + en 
stam + t
stam + e
stam + en 
stam + st
stam + t 

Slide 20 - Drag question

Ich (schreiben) …… einen Brief

Slide 21 - Open question

Mein Bruder (spielen) …….. mit dem Ball

Slide 22 - Open question

Frau Schreiber (gehen) ……. ins Klassenzimmer

Slide 23 - Open question

Ook regelmatige werkwoorden

Slide 24 - Slide

Stam op sisklank (s, ss, z, x, ß)
  • Bij du krijg je als uitgang na de stam alleen +t. Bij de andere persoonlijke voornaamwoorden krijg je de uitgangen van (fe)esttenten. 

                                                 ich     du       er/sie/es       wir      ihr        sie/Sie
Hoofdregel:         (FE)      E          ST            T                  EN      T            EN
Stam sisklank:   (FE)       E           T              T                 EN       T           EN

Slide 25 - Slide

Werkwoorden met stam op -d of -t: begin altijd met een e!!! 
ich
red
e
du
red
est
er/sie/es
red
et
wir
red
en
ihr
red
et
sie/Sie
red
en

Slide 26 - Slide

feesttenten
stam s-klank
stam d/t
wohnen
heißen
finden
rennen
machen
reisen
chatten
arbeiten
kommen
fassen
tanzen
streiten

Slide 27 - Drag question

oefenen
Welke vorm is juist?

Slide 28 - Slide

mieten (huren)

ihr
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten

Slide 29 - Quiz

kaufen (kopen)

du
A
kaufet
B
kauft
C
kaufest
D
kaufst

Slide 30 - Quiz

sitzen (zitten)

du ...
A
sitzest
B
sitzt
C
sitzst
D
sitzen

Slide 31 - Quiz

reden (praten)

er ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 32 - Quiz

en nu in een zin

Slide 33 - Slide

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 34 - Open question

Er (kaufen) ........... einen Skihelm

Slide 35 - Open question

ihr (baden) ............ im Bodensee.

Slide 36 - Open question

En nu... Het voltooid deelwoord!

Slide 37 - Slide

het voltooid deelwoord 

Slide 38 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord als de laatste letter van de stam een d of een t is?
A
ge+stam+t
B
ge+stam+en
C
ge+stam+et
D
stam+t

Slide 39 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van de volgende werkwoorden?
kosten
machen
antworten
baden
fragen
spielen
warten
geantwortet
gefragt
gespielt
gekostet
gemacht
gewartet
gebadet

Slide 40 - Drag question

Samenvatting.

Slide 41 - Slide

Samenvatting vervoegen zwakke werkwoorden tegenwoordige tijd
Regelmatig
Stam op s, z of ß
Stam  op d of t
ich
e
e
e
du
st
t
est
er/sie/es man
t
t
et
wir
en
en
en
ihr
t
t
et
Sie/sie
en
en
en

Slide 42 - Slide

Kan je de werkwoorden vervoegen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll