Clase 09 14-04

Bienvenidos a la clase de español
1 / 43
next
Slide 1: Slide
SpaansBeroepsopleiding

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Bienvenidos a la clase de español

Slide 1 - Slide




1) test
2) las comidas en España
3) de techniek van zinnen maken
4) el verbo querer 
5) test
6) querer + infinitivo
7) conversar




8) aanwijzend voornaamwoord
9) practicar
10) el desayuno
11) conversar 
12) los alimentos
13) verbuga
14) conversar
La planificación de hoy

Slide 2 - Slide

ik ben aan het praten
A
hablo
B
soy hablado
C
estoy hablando
D
hablando

Slide 3 - Quiz

wij zijn aan het eten
A
estamos comer
B
comemos
C
comiendo
D
estamos comiendo

Slide 4 - Quiz

zij zijn aan het hardlopen

Slide 5 - Open question

zij is aan het drinken

Slide 6 - Open question

jij bent aan het wachten

Slide 7 - Open question

Libro pag. 68 5.4
Las comidas en España

Desayuno de 07.00 a 09.00
Comida de 14.00 a 15.00
Cena de 21.00 a 22.00
 

Slide 8 - Slide

Libro pag. 68 5.4
Las comidas en España

Buenos días: desde 06.00
Buenas tardes: desde 14.00
Buenas noches: desde 21.00


Slide 9 - Slide

Libro pag. 68 5.5
De techniek van zinnen maken
 (onderwerp)-werkwoord - zelfst. nw-bijvoeglijk nw
yo - trabajo - en una oficina - grande y bonita

bijwoord - (onderwerp)-werkwoord- zelfst. nw-bijvoeglijk nw
Mañana - (yo) - trabajo - en una oficina - grande y bonita 

(onderwerp)-werkwoord- zelfst. nw-bijvoeglijk nw - bijwoord
(yo) - trabajo - en una oficina - grande y bonita - actualmente

Slide 10 - Slide

Libro pag. 68 5.5
De techniek van zinnen maken

1) en grande Mis viven casa padres una

2) centro amiga de Mi y estamos yo el Madrid en



Slide 11 - Slide

Libro pag. 68 5.5
De techniek van zinnen maken

1) Mis padres viven en una casa grande

2) Mi amiga y yo estamos en el centro de madrid

Slide 12 - Slide



Querer = willen

quiero
quieres
quiere
queremos
queréis
quieren
Libro pag. 69 5.6

Slide 13 - Slide



Querer = willen

quiero
quieres
quiere
queremos
quereís
quieren


Tener = hebben

tengo
tienes
tiene
tenemos
teneís
tienen
Libro pag. 69 5.6

Slide 14 - Slide

Wij willen

Slide 15 - Open question

hij heeft

Slide 16 - Open question

zij wonen

Slide 17 - Open question

jullie werken

Slide 18 - Open question

ik wil

Slide 19 - Open question

Libro pag. 69 5.6
Querer + infinitivo

Wij willen tv kijken
(Nosotros) queremos ver la tele

Hij wil gaan winkelen
Quiere ir de compras

Slide 20 - Slide

Libro pag. 69 5.6
Ik wil een boek lezen
Wij willen zwemmen
Juan y Maria willen naar een museum gaan
Jij wilt Spaans studeren
 Diego wil met zijn familie eten
zij willen naar het strand gaan

Slide 21 - Slide



- Ik wil een boek lezen
-Wij willen zwemmen 
- Juan y Maria willen naar een museum gaan 
- Jij wilt Spaans studeren 
- Diego wil met zijn familie eten 
- Zij willen naar het strand gaan 



- Quiero leer un libro
- Queremos nadar
- Juan y Maria quieren ir a un museo

 - Quieres estudiar Español 
- Diego quiere comer con su familia
- Quieren ir a la playa

Libro pag. 69 5.6

Slide 22 - Slide

Libro pag 69 5.7
Conversación
¿Qué vas a hacer este fin de semana?
¿Qué vas a hacer esta semana?

me gusta ..........................
quiero ..........................
voy a ........................ 

Slide 23 - Slide

Libro pag. 70 5.8
Los pronombres demostrativos


Slide 24 - Slide

Libro pag. 70 5.8
Dichtbij de spreker

este libro               dit boek
esta cosa              dit ding
estos libros         deze boeken
estas cosas         deze dingen

Slide 25 - Slide

Libro pag. 70 5.8
Van de spreker af

ese libro               dat boek
esa cosa               dat ding
esos libros          die boeken
esas cosas          die dingen

Slide 26 - Slide

Libro pag. 70 5.8
Niet bij de spreker en niet bij de luisteraar

aquel        
aquella
aquellos
aquellas

Slide 27 - Slide

Libro pag. 70 5.8
De onzijdige vorm

esto, eso, aquello

Als je niet weet waar het over gaat

Slide 28 - Slide

Libro pag. 70 5.8


Este coche es de Juan
Ese libro es de Maria
En esta casa vive Diego
Estos supermercados están en el centro
Esa iglesia está al lado del  parque 

Slide 29 - Slide



Deze auto is van Juan
Dat boek is van Maria
In dit huis woont Diego
Deze supermarkten staan in het centrum
Die kerk staat naast dat park


Este coche es de Juan
Ese libro es de Maria
En esta casa vive Diego
Estos supermercados están en el centro
Esa iglesia está al lado de ese  parque 
Libro pag. 70 5.8

Slide 30 - Slide

Libro pag. 72 5.10
El desayuno

Vamos a leer las palabras

Slide 31 - Slide

Libro pag. 72 5.10
El desayuno

Por la mañana ..........
- me gusta comer/desayunar/beber ........
- quiero comer/desayunar/beber .......

Haz un monólogo de algunas frases

Slide 32 - Slide

Libro pag. 72 5.11
Vamos a conversar


Slide 33 - Slide

Libro pag. 73 
Los alimentos

La fruta
Verduras
Pescados y mariscos
Carne
Salsas y especias

Vamos a leer las palabras

Slide 34 - Slide

Welk woord hoort er niet bij?
A
escalope
B
hamburgesa
C
cebollas
D
pollo

Slide 35 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
mejillones
B
piña
C
salmón
D
gambas

Slide 36 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
puerro
B
manderina
C
limón
D
fresa

Slide 37 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
oregano
B
mostaza
C
vinagre
D
carne picada

Slide 38 - Quiz

Welk woord hoort er niet bij?
A
uvas
B
pepino
C
patatas
D
tomate

Slide 39 - Quiz

Practicar con los verbos
http://www.verbuga.eu/Esmi/index.html

Slide 40 - Slide

Conversar
5.7 wat ga je/wil je dit weekend doen?
5.9 dingen aanwijzen
5.11 pedir un bocadillo

Slide 41 - Slide

Heb je een vraag?
Stuur gerust een appje:
Douwe Nagel
0618878335

Slide 42 - Slide

Hasta el 21 de abril 

Adios

Slide 43 - Slide