Verhoudingen oefenen

1 / 20
next
Slide 1: Video
RekenenVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

In 3 verpakkingen zitten 6 toetjes.
Hoeveel toetjes zitten er in 9 verpakkingen?

Slide 2 - Open question

1 verpakking met 6 blikjes cassis kost € 3,60.
Hoeveel kosten 24 blikjes cassis?

Slide 3 - Open question


De gebakjes in het linkervak kosten samen € 2,50.
Hoeveel kosten de gebakjes in het rechtervak?

Slide 4 - Open question

De ijsjes in het linkervak kosten samen €12,00. Hoeveel kosten de ijsjes in het rechtervak?

Slide 5 - Open question

32 shoarmabroodjes kosten € 3,20.
Hoeveel kosten 8 shoarmabroodjes?

Slide 6 - Open question

In 8 verpakkingen zitten 48 glazen.
Hoeveel glazen zitten er in 2 verpakkingen?

Slide 7 - Open question

De mandarijnen in het linkervak kosten samen € 3,30.
Hoeveel kosten de mandarijnen in het rechtervak?

Slide 8 - Open question

Uitleg 
In een pak koekjes zitten verschillende soorten koekjes. In de verpakking zitten 30 koekjes. 1 op de 6 koekjes is een krakeling.
Hoeveel krakelingen zitten er in de verpakking?

30 koekjes is 6 op de 6, dus 1 op de 6 is dan 30 : 6 = 5 koekjes
Als je 2 op de 6 zou willen weten dan moet je 5 x 2 = 10 koekjes
4 op de 6 zou dan 5 x 4 = 20 koekjes zijn

Slide 9 - Slide

Susanne heeft taart gekocht.
Er komen 12 mensen op haar verjaardag.
1 op de 3 mensen wil slagroomtaart.
Hoeveel mensen willen er slagroomtaart?

Slide 10 - Open question

Rieneke koopt 14 pizzapunten.
2 op de 7 pizzapunten zijn met salami.
Hoeveel pizzapunten zijn er met salami?

Slide 11 - Open question

Op een feest komen 160 mensen.
7 op de 8 mensen blijven eten.
Hoeveel mensen blijven er eten?

Slide 12 - Open question

Stephanie bakt 48 muffins.
2 op 3 muffins zijn met chocolade.
Hoeveel muffins zijn er met chocolade?

Slide 13 - Open question

Uitleg
Marjolein heeft 36 muffins gebakken.
12 muffins zijn met appel.
Welk deel van de muffins is met appel?
Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.
12 op de 36 muffins (denk aan een breuk 12/36). Je deelt beide getallen door hetzelfde getal. 12 en 36 kun je beide delen door 12 dus dan wordt het 1 op de 3 muffins 

Slide 14 - Slide

Uitleg extra
Marjolein heeft 36 muffins gebakken.
12 muffins zijn met appel.
Welk deel van de muffins is met appel?
Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.

12 op de 36 kun je ook eerst delen door 4 dan wordt het 3 op de 9 en dan weer delen door 3 wordt het 1 op de 3

Slide 15 - Slide

In een verpakking zitten 10 toetjes.
2 toetjes zijn met perziksmaak.
Welk deel van de toetjes is met perziksmaak?
Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.

Slide 16 - Open question

Nancy heeft 16 ijsjes gekocht.
12 ijsjes zijn waterijsjes.
Welk deel van de ijsjes is een waterijsje?
Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.

Slide 17 - Open question

In een klas zitten 24 leerlingen.
8 leerlingen zitten op voetbal.
Welk deel van de leerlingen zit op voetbal?
Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.

Slide 18 - Open question

Jochem heeft 28 zakjes chips om uit te delen.
12 mensen willen naturel chips.
Welk deel van de mensen wil naturel chips?
Vereenvoudig het antwoord zo ver mogelijk.

Slide 19 - Open question

Klaar?
- Huiswerk maken / leren voor een ander vak
- Rekenspelletjes 
- Studiemeter 1F vooraf boek
Je werkt door tot het tijd is

Slide 20 - Slide