4.2 Smeltpunt en kookpunt & 4.3 Veilig werken met stoffen

Planning
- Uitleg 4.2 Smeltpunt en kookpunt
- Uitleg 4.3 veilig werken met stoffen
- Leren voor de toetsweek (hoofdstuk 6)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Planning
- Uitleg 4.2 Smeltpunt en kookpunt
- Uitleg 4.3 veilig werken met stoffen
- Leren voor de toetsweek (hoofdstuk 6)

Slide 1 - Slide

4.2 Smeltpunt en kookpunt
1. Je kunt stoffen van elkaar onderscheiden op basis van hun fase bij kamertemperatuur.
2. Je kunt toelichten dat het woord 'damp' dezelfde fase aanduidt als het woord 'gas'.
3. Je kunt het kookpunt en smeltpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
4. Je kunt beschrijven wat er in een vloeistof gebeurt als de stof aan het koken is.
5. Je kunt uitleggen waarom je bij het kookpunt ook de luchtdruk moet vermelden.

Slide 2 - Slide

- Stoffen die snel verdampen in de
open lucht noem je 'vluchtig'.
- 'damp': stoffen die onder gewone
omstandigheden een gas en vloeibaar
kunnen zijn.

Slide 3 - Slide

Smeltpunt en kookpunt
- Stofeigenschappen
- Temperatuur-tijddiagram

Slide 4 - Slide

4.3 Veilig werken met stoffen
1. Je kunt zeven gevaren beschrijven die stoffen voor mensen kunnen opleveren.
2. Je kunt de informatie toelichten die je op etiketten en veiligheidskaarten tegenkomt.
3. Je kunt de betekenis uitleggen van de pictogrammen of symbolen op gevaarlijke stoffen.
4. Je kunt uitleggen hoe je voorkomt dat schadelijke stoffen in het milieu terechtkomen.

Slide 5 - Slide

Op gevaarlijke stoffen vind je pictogrammen. Wat is de betekenis van deze pictogram?
A
Giftig
B
Milieugevaarlijk
C
Corrosief
D
Schadelijk

Slide 6 - Quiz

bij een onvolledige verbranding ontstaan gevaarlijke stoffen.
welke zijn dat?
A
koolstofmonoxide en waterdamp
B
koolstofdioxide en roet
C
koolstofmonoxide en roet
D
koolstofdioxide en waterdamp

Slide 7 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
Ontvlambare stoffen
B
Gevaarlijke stoffen
C
Milieugevaarlijke stoffen
D
Giftige stoffen

Slide 8 - Quiz

Wat heb je eraan als je stofeigenschappen weet?
A
Veilig omgaan met gevaarlijke stoffen
B
Zien welke frisdrank in een glas zit
C
Materiaal verzamelen voor kampvuur
D
Zowel A, B als C

Slide 9 - Quiz

op een etiket staat dit gevaren symbool. Wat betekend dit symbool?
A
Giftig
B
irriterend
C
milieugevaarlijk
D
licht ontvlambaar

Slide 10 - Quiz

Op welke artikelen staan vaak gevaarlijke stoffen pictogrammen?
A
Shampoo
B
Sigaretten pakjes
C
Schoonmaakmiddelen

Slide 11 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
chemisch afval
B
milieugevaarlijk
C
gevaarlijk voor huisdieren
D
niet buiten gebruiken

Slide 12 - Quiz

Wat betekent dit symbool
A
Bijtend
B
Mileu gevaarlijk
C
Giftig
D
Ontvlambaar

Slide 13 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
brandbaar
B
ontvlambaar
C
ontplofbaar
D
brandbevorderend

Slide 14 - Quiz

H- en P-zinnen staan voor
A
Halt- en Prestatie-indicatoren
B
Hazard (gevaar) en Precautionary (voorzorgsmaatregelen)
C
Hermeticiteit en Preventie
D
Harmony en Protection

Slide 15 - Quiz

Dit symbool betekent:
A
lange termijn gezondheidsgevaarlijk
B
acuut gezondheidsgevaarlijk
C
Veroorzaakt hart- en vaatziekten
D
Ontploffingsgevaar

Slide 16 - Quiz

Wat valt onder de categorie Klein Chemisch Afval (KCA)?
A
Lege plastic flessen
B
Papier en karton
C
Gebruikte batterijen en verfblikken
D
Glas en metaalafval

Slide 17 - Quiz

'Kan een allergische huidreactie
veroorzaken.'

'Houd kinderen en huisdieren
op afstand.'

Slide 18 - Slide

Vragen voor de toetsweek?

Slide 19 - Slide

Zelfstandig of in tweetallen werken

- Test jezelf alle paragrafen hoofdstuk 6
- Samenvatting maken (gebruik de leerdoelen!)
- Huiswerk: opdrachten 4.3









 

Slide 20 - Slide