- Er zijn negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
- Het koppelwerkwoord geeft géén handeling aan, maar het koppelt het onderwerp van een zin aan het deel waarin een bijvoeglijk en/of zelfstandig naamwoord staat. Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.