Verhoudingstabellen

Rekenvaardigheid
blz 146
1 / 37
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Rekenvaardigheid
blz 146

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

 H 5.5 Verhoudingentaal

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 5  
Verhoudingen
5.1 Verhoudingen
5.2 Rekenen met verhoudingen
5.3 delen decimale getallen
5.4 Vergelijken met verhoudingstabellen
5.5 Verhoudingentaal
5.6 gemengde opdrachten

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Fijn dat je je huiswerk gemaakt hebt!


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

1 : 5               3 : 15
Deze beide verhoudingen zijn gelijk aan elkaar.
Afspraak: Je noteert altijd de kleinste verhouding.
Afspraak: Je gebruikt alleen hele getallen in een verhouding

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

5 : 15        =       1 : 3
2 : 3   1 : 1,5 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Een verhouding
Een verhouding kan een verband aangeven tussen een deel en een totaal. Verhoudingen zijn altijd gehele getallen.


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

verhoudingstabel gebruiken

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden van verhoudingen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Verhoudingen
Je komt verhoudingen  ook veel tegen bij het koken, in recepten

Voorbeeld
Voor 4 personen heb je 300 gram noedels nodig.

Dit is een verhouding tussen het aantal personen en het aantal
gram noedels. Met deze verhouding kan je uitrekenen hoeveel
noedels je nodig hebt voor verschillende aantallen personen.
                                                                

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De auto rijdt 1 op 18.
Dat betekent: met 1 liter brandstof rijdt de auto 18 kilometer.
Met 3 liter brandstof kan de auto dus ook 3 x zo ver rijden:
3 x 18 = ............. kilometer
benzine
1
2
3
km
18
.......
............

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

3 van de 7

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Video

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

de quiz
* je doet mee om je rekenvaardigheden te verbeteren
* je mag een kladblaadje en rekenmachine gebruiken
* je ziet er de lol en het plezier van in
timer
5:00

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wat is de kleinste verhouding van
blauw : wit ?
A
4 : 5
B
2 : 2,5
C
1 : 1,25
D
8 : 10

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

De verhouding 5 : 15 hoort bij...
A
1:2
B
1:3
C
1:4
D
1:5

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

De verhouding 4 : 16 hoort bij...
A
1:2
B
1:3
C
1:4
D
1:5

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de verhouding
appel : banaan
A
2:3
B
2:5
C
3:2

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de verhouding banaan : appel
A
2:3
B
2:5
C
3:2

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

De verhouding 4 : 8 hoort bij...
A
1:3
B
1:5
C
1:2
D
1:6

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Maak examenopdrachten
blz. 178 
opdracht 1 t/m 8

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Een verhouding
Een verhouding kan een verband aangeven tussen een deel en een totaal. Verhoudingen zijn altijd gehele getallen.


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Welke fietsenverhuurder is naar verhouding het goedkoopst?
timer
0:45
A
Toms fietsverhuur
B
fietshandel Jelsma

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Reken uit met een verhoudingstabel:

1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,10

Slide 37 - Quiz

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.