les 3 - 13 maart 2025

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Aujourd'hui c'est jeudi 13 mars

Présence

tout le monde est présent?

Au programme:

- correction des devoirs

- lire

- le futur (simple)

- les devoirs

Quelle heure est-il?
Geef antwoord in het Frans!

Quelle heure est-il?
Geef antwoord in het Frans!

Quelle heure est-il?
Geef antwoord in het Frans!

Quelle heure est-il?
Geef antwoord in het Frans!

Chapitre 3

Départ immédiat

Objectifs H3

aan het einde van H3, 

Dit hoofdstuk gaat over reizen.

Je leert:

- woorden binnen het thema reizen

- jezelf redden op reis

- je kan een gesprek over reizen met de trein begrijpen

les buts

- Je kunt een interview begrijpen over een reis. (A2)

- Je kunt de toekomende tijd gebruiken.

 

  

.

À découvrir: le slow tourisme

- lees de stuk tekst die je is toegewezen

- markeer de woorden die je kent (ook de kleine woordjes)

À découvrir: le slow tourisme

- bespreek in je groepje wat jullie hebben begrepen van de tekst

À découvrir: le slow tourisme

- bespreek met elkaar de hele tekst

À découvrir: le slow tourisme

- zijn er nog vragen?

Le futur (simple)

Le futur proche

futur proche

Le futur simple

J'utiliserai le futur simple!

Le futur simple

Futur simple - toekomende tijd

- beschrijft de gebeurtenis in de toekomst

- in NL gebruik je hulpwerkwoord ZULLEN maar er is geen ww. zullen in frans

- in Frans is de uitgang achter het woord wordt geplaatst

- voor regelmatige vormen is: HELE WERKWOORD + UITGANG

Futur simple

	ww	Uitgang	Futur simple
Je	manger	-ai	Je manger ai
Tu	manger	-as	Tu manger as
Il / Elle / On	manger	-a	Il manger a
Nous	manger	-ons	Nous manger ons
Vous	manger	-ez	Vous manger ez
Ils / Elles	manger	-ont	Ils manger ont

Le futur simple

• Let op! Bij werkwoorden die eindigen op -re, zoals perdre, vervalt de e. 
• Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige futur simple. De stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Onregelmatige ww.

être	je ser ai, tu ser as ....
avoir	j' aur ai, tu aur as ...., ils aur ont, ...
faire	je fer ai, tu fer as, ..., nous fer ons, .....
aller	j' ir ai, tu ir as, Il ir a, .... vous ir ez, .....
pouvoir	je pourr ai, ...
vouloir	je voudr ai, tu voudr as, ....
venir	je viendr ai, tu viendr as, ....
devoir	je devr ai, .... nous devr ons, vous devr ez, .... ils devr ont, ....

le futur proche

gaan + heel werkwoord

le futur (simple)

zullen + heel werkwoord

1. onderwerp

2.vorm van "aller"

3. het hele werkwoord

1. onderwerp

2. het hele werkwoord        +  uitgangen

au travail-
les devoirs

Départ immédiat

réviser: A et B

apprendre : le futur

faire: 8 - 11

Je kunt een interview begrijpen over een reis. (A2)

Je kunt de toekomende tijd gebruiken.

au travail-
les devoirs

Départ immédiat

réviser: A et B

apprendre : le futur

faire: 8 - 11