3.1 De Verlichting

De tijd van Pruiken en Revoluties

§3.1 De Verlichting
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

De tijd van Pruiken en Revoluties

§3.1 De Verlichting

Slide 1 - Slide

Lesplanning
Welkom en intro (10 min.)
Lesdoelen (5 min.)
Standensamenleving (20 min.)
Opdrachtjes maken (20 min.)
Verlichting (15 min.)
Quizz (15 min.)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de standenmaatschappij in Frankrijk van de 18e eeuw beschrijven.
  2. Je kunt het causaal (oorzakelijk) verband tussen de wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw en de verlichting van de 18e eeuw uitleggen.
  3. Je kunt de houding van Verlichte denkers ten opzichte van geloof (atheïsme), politiek (trias politica) en vrijheid (mensen rechten) uitleggen.

Slide 3 - Slide

De tijd van Pruiken en Revoluties
1700-1800

Slide 4 - Slide

Beeldmerk
De voorgrond toont de guillotine, het symbool van de Franse Revolutie. De achtergrond toont rijke burgers, leden van een wetenschappelijk genootschap, die naar een natuurkundig experiment kijken: de werking van een elektriseermachine. De witte pruiken waren in de 18e eeuw in de mode bij rijke burgers.
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen . (Verlichting)
  • §4.1 De pruikentijd
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over – grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap  
(democratische revoluties)
  • §4.2 Revolutie in Amerika
  • §4.3 Revolutie in Frankrijk
  • §4.4 Revolutie in Nederland
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op –eigentijdse verlichte wijze vorm te geven  
(verlicht absolutisme)
  • §4.1 De pruikentijd
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de – daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme (slavenhandel)
  • §2.5 Kolonialisme en slavernij
  • §2.6 Afrika en de slavenhandel
  • §4.1 De pruikentijd
  • §4.6 De afschaffing van de slavernij

Slide 5 - Slide

Tijd van Pruiken en Revoluties
1700 - 1800
De 18e eeuw is een tijdperk van zowel rede als zinloos geweld, van vrijheid en slavernij, en van onvoorstelbare rijkdom en wanhopige armoede.
De trans-Atlantische slavenhandel groeit, evenals de tegenstanders ertegen.
Europese filosofen komen tot nieuwe conclusies over allerlei onderwerpen, waaronder economische, religieuze, sociale en politieke kwesties.
Deze ontwikkelingen worden samen de Verlichting genoemd.




These developments are together called the Enlightenment.

Kenmerkende aspecten:



- de Verlichting
- slavernij en abolitionisme
- de Amerikaanse revolutie
- de Franse revolutie




De 18e eeuw



De adel was zo rijk dat zij als symbool allerlei gekke kapsel met pruiken namen. Kappers maakten zelf gehele schepen als kapsel voor de rijkste onder de rijken.

Slide 6 - Slide

17e Eeuw
De Republiek in een Gouden eeuw
Koppositie in de handel. 
Grote sterke zeemacht
Rampjaar 1672
Wetenschappelijke Revolutie
18e Eeuw
De Republiek aan het vervallen. 
Bloei Frankrijk en Groot-Brittannie
Burgers steeds meer macht. 
Verlichting


Slide 7 - Slide

Leg de bron uit
- Wat zie je? 
- Waarom is het getekend? 
- Wat bedoeld de tekenaar hiermee? 

Wat gebeurt er op deze afbeelding?

Waar gaat deze afbeelding over?

Slide 8 - Slide

De Franse standensamenleving

Nederland verloor zijn economische voorsprong aan Engeland, Schotland en Frankrijk.
Rond Parijs ontstonden enorme bedrijven die textiel, wapens of luxe goederen maakten. De landbouw bleef wel het grootste middel van bestaan in Frankrijk. Veel boeren gingen gebukt onder de verplichtingen van de lokale adel. Frankrijk had een standensamenleving.

Er waren enorme verschillen tussen de eerste, tweede en de derde stand (adel, geestelijkheid en boeren/burgers)
Driekwart van alle belastingen waren indirecte belastingen die voornamelijk werden betaald door de derde stand. Hierdoor leden de derde stand het meest van de hoge staatsuitgaven.

Terwijl de adel en de geestelijkheid vrijgesteld zijn van belastingen, zijn het vooral de boeren die de zwaarste lasten moeten dragen. (Ets, 18de eeuw, auteur onbekend)

Slide 9 - Slide

§4.1: Standensamenleving

1e stand

Geestelijkheid
geen belasting betalen

2e stand

Adel
geen belasting betalen

3e stand

Boeren en burgers
* moesten belasting betalen
* hadden geen voorrechten

Slide 10 - Slide

Hoe ontstond een veranderings-idee?
  • De wetenschappelijke revolutie 1650-1800 (H3!)
  • Als gevolg van de wetenschappelijke revolutie (§3.5)
  • Zelf nadenken, niet alles zomaar geloven (ratio gebruiken)
De Verlichting
De ideeën van de Verlichting
  1. Mensen horen vrij te zijn en mensenrechten te hebben.
  2. Meer macht voor het volk (meer democratie en een grondwet)
  3. Scheiding van kerk, staat en rechtspraak
  4. Het verstand is belangrijk en moet goed gebruikt worden door iedereen.

Slide 11 - Slide

Verlicht denker of niet?
Bekijk onderstaande zinnen en bedenk of ze wel of niet van een Verlichte denker zouden zijn. (klik op het nummer voor het antwoord)

Waarom wel / niet?
'Emotie is het allerbelangrijkste in het menselijk bestaan'

'De koning zou zijn macht moeten delen met een parlement'

'Je moet wel nadenken over jouw geloof, maar de Kerk heeft altijd gelijk.'

'Niet iedereen is gelijk.'
1
2
3
4

Slide 12 - Slide

  • De nijverheid raakte in verval en het ging minder goed met de VOC.
  • Textiel, wapens, wandtapijten
  • Suiker, koffie, tabak
  • sociaal
  • politiek
  • Boeren, landarbeiders, voorname burgers, arbeiders 
  • Ze hoefden geen belasting te betalen. Alleen edelen kregen hoge banen aan het hof en in het leger.

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video

De Verlichters en politiek I
Verlichters
  • Een koning is er voor het volk
  • Het volk mag een slechte koning afzetten
  • De echte macht ligt bij het volk

Gevolg
  • Tegen absolutisme
  • Vóór democratie

Slide 15 - Slide

De Verlichters en politiek II
John Locke (Eng. 1632-1704)
Het volk geeft de koning macht en zij mogen een slechte koning afzetten.

Charles de Montesquieu (Fr. 1689-1755)
Trias Politica, de scheiding der machten

Jean Jacques Rousseau (Fr. 1712-1778)
Volksvertegenwoordiging doet wat het volk wilt.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

De Verlichters en het geloof
Verlichters
  • God heeft de aarde gemaakt, maar grijpt niet in.
  • Er is niet 1 waar geloof

Gevolg
  • Vóór godsdienstvrijheid
  • Tegen een grote invloed van de kerk
Voltaire. (Fr.1694-1778)

Slide 18 - Slide

De Verlichters en gelijkheid
Verlichters
  • Mensen zijn gelijk en vrij

Gevolg
  • Tegen standenmaatschappij
  • Tegen slavernij/slavenhandel (Abolitionisme)

Slide 19 - Slide

Reactie koningen
Ideeën van de Verlichting verbieden

Of

Sommige ideeën overnemen, zolang de vorst alle macht houdt.
= Verlicht absolutisme

Slide 20 - Slide

Personen in de paragraaf
Montesquieu
John Locke
Voltaire
Adam Smith
Frans filosoof
1694 - 1778

Frans filosoof
1698 - 1755

Engelse filosoof
1632 - 1704

Schots filosoof
1723 - 1790

Slide 21 - Slide

Lees verder vanaf 'De verlichting'. Welke verlichter had welk idee?


-> Vul in: het idee bij politiek OF geloof OF gelijkheid
timer
20:00
Verlichter
Politiek
Geloof
Gelijkheid
Voltaire
John Locke
Charles Montesquieu
Diderot / d'Alembert
Jean-Jeaques Rousseau
Waar vind je alle informatie? -> §4.1
HAVO: Blz. 82-83
ATHENEUM: Blz. 93-94-95

Slide 22 - Drag question

Verlichter
Politiek
Geloof
Gelijkheid
Voltaire
God maakt wereld, maar heeft geen invloed
John Locke
Volk geeft macht aan koning, maar mag deze bij slecht bestuur afzetten
Charles Montesquieu
Scheiding van de machten om machtsmisbruik te voorkomen
Diderot / d'Alembert
Encyclopédie, iedereen mag alle kennis hebben
Jean-Jacques Rousseau
Volksvertegenwoordiging zorgt dat de wil van het volk wordt uitgevoerd

Slide 23 - Drag question

Wat is volgens jou de beste omschrijving van de Verlichting?
A
Er ging bij mensen een lichtje branden
B
Mensen begonnen weer zelf na te denken
C
De TL- verlichting werd uitgevonden
D
Huh? Wat is de verlichting?

Slide 24 - Quiz

Het volgende begrip past het best bij de Verlichting...
A
verstand
B
Renaissance
C
ontdekkingsreizen
D
Grieken

Slide 25 - Quiz

Verlichting is een gevolg van
...
A
wetenschappelijke revolutie
B
feodalisme
C
de Reformatie
D
plantagekoloniën

Slide 26 - Quiz

Bij Verlichting past het volgende begrip...
A
oorlog
B
gelijkheid
C
absolutisme
D
socialisme

Slide 27 - Quiz

"De overheid mag zich niet met de  economie bemoeien, want je moet vrijheid  hebben om met je verstand te kunnen beslissen over je eigen belangen in de economie."
"Er moet een gemeensch-appelijke karakter van de staat komen, die doormiddel van een “sociaal contract” tussen het volk en de bestuurder(s) georganiseerd moet worden."
Mensen zijn van nature goed, maar moeten wel goed worden opgevoed en onderwezen tot “redelijkheid”, dan zullen veel mistan-den verdwijnen." T
"In de politiek zijn er drie machten aanwezig( de rechtelijke, de uitvoerende en wetgevende macht) die gescheiden van elkaar moeten worden uitgevoerd om zo machts-misbruik te voorkomen.
"God is een horlogemaker die de wereld in gang heeft gezet en zich daarna niet meer met de aarde bemoeit."
Tekst
Voltaire          Smith             Rousseau           Locke           Montesquieu

Slide 28 - Drag question

Verklaar waarom de wetenschappelijke beweging van de 18e eeuw 'de Verlichting' wordt genoemd.

Slide 29 - Open question

Wat wordt er bedoeld met 'rationeel' in 'rationeel denken'?
A
Gebaseerd op emoties
B
Gebaseerd op rantsoenen
C
Gebaseerd op logica
D
Gebaseerd op het verstand

Slide 30 - Quiz

Wat denk je dat basale mensenrechten zijn?
Probeer er drie te benoemen.

Slide 31 - Open question

Huiswerk:
timer
15:00
Atheneum:
- Opdrachten maken 7 & 8 
- Samenvatting schrijven
Havo:
- Opdrachten maken: 6 & 7
- Samenvatting schrijven
- Werken aan periode opdracht - A - 

Slide 32 - Slide

  • B
  • C
  • B
  • C
  • A
  • C
  • A
  • C
  • van het volk
  • onafhankelijke rechters
  • de regering
  • het parlement
  • Door de scheiding van de machten kon niet één persoon (of groep) alle macht hebben.

Slide 33 - Slide

  • A, B, D, G, H
H

Slide 34 - Slide

A
  • A,
    B,
    D,
    E,
    H,
    I
  • Ze vonden hem gevaarlijk. Hij verspreidde ideeën waardoor mensen in opstand konden komen tegen de machtigen in de samenleving.  

Slide 35 - Slide