Les 4

Periode 3
Herhaling H7 Didactische werkvormen
Afmaken opdrachten/ samenvatting maken

Start H9 Leertheorieën
Opdrachten
1 / 44
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Periode 3
Herhaling H7 Didactische werkvormen
Afmaken opdrachten/ samenvatting maken

Start H9 Leertheorieën
Opdrachten

Slide 1 - Slide

Wat zijn didactische
werkvormen?

Slide 2 - Mind map

Didactische werkvormen
Zijn manieren/activiteiten in de les die ervoor zorgen dat leerlingen zo goed mogelijk, zo veel mogelijk en zo efficiënt mogelijk leren

Slide 3 - Slide

Didactische werkvormen
Deze activiteiten/manieren zorgen altijd voor een wisselwerking tussen de docent en de student.

 

Actie van de docent zorgt voor (re)actie van de student

Slide 4 - Slide

Keuze
Op basis van:
- Beginsituatie
- Doelstelling
- Bewegingsvorm

Slide 5 - Slide

Je kunt didactische werkvormen op 3 manieren indelen. Welke 3 zijn dit?

Slide 6 - Open question

Indeling van de werkvormen


1. De wijze van aanbieden
2. Organisatorisch
3. Ruimte bieden

Slide 7 - Slide

De leerlingen mogen zelf bepalen welke oefening zij doen zodat ze uiteindelijk een wendsprong kunnen.
A
De wijze van aanbieden
B
Organisatorisch
C
Ruimte bieden

Slide 8 - Quiz

De groep in niveau-groepjes opdelen om de salto te oefenen
A
De wijze van aanbieden
B
Organisatorisch
C
Ruimte bieden

Slide 9 - Quiz

Indeling
Organisatorisch
De wijze van aanbieden
Ruimte bieden
Vrij werken
Opdrachtvorm
Open werkvormen
Werken in groepen
Instructievorm
Gesloten werkvormen
Werken in stroomvorm
Vraaggesprek
Klassikaal
Zelfondekking
Coachvorm
Instructievorm

Slide 10 - Slide

Opdrachten 

Opdrachten 12/13/14

Oefentoets nulmeting + eindmeting

Samenvatting
Ga elke vakje in de tabel na.
1) Geef van elk vakje aan wat ermee bedoeld wordt.
2) Wat belangrijk is voor de lesgever wat betreft de begeleiding.
3) Geef aan waarom je als docent voor de werkvorm kiest.
4) Geef een praktisch voorbeeld.
    Zet dit netjes in een document / samenvatting 

Slide 11 - Slide

Leereenheid 9
Leertheorieën. 

Slide 12 - Slide

Doelen:
1) Wat is incidenteel leren
2) Wat is intentioneel leren.
3) Welke 2 processen worden onderscheiden bij 'leren'.
4) Benoem de samenhang tussen deze 2 processen.
5) Globaal de verschillen benoemen tussen motorisch-, cognitief-, en sociaal-affectief leren. 

Slide 13 - Slide

Beschrijf het begrip: leren.

Slide 14 - Mind map

Leert iedereen op dezelfde manier of even snel?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Conclusie
Iedereen leert op zijn / haar eigen manier.
Iedereen leert op zijn /haar eigen tempo.


In dit hoofdstuk gaan we leren hoe sporters/kinderen leren en waar we allemaal rekening mee moeten houden. 

Slide 16 - Slide

Voorbeeld:
Een kindje wil leren fietsen. 

Dit gaat met vallen en opstaan en uiteindelijk lukt het!

HOE?


Slide 17 - Slide

2 processen
Er zijn 2 processen te onderscheiden bij het leren:

1) Leren: Door te oefenen of ervaring om te doen wordt je uiteindelijk beter.

2) Rijping: Ontwikkeling van het menselijk lichaam. 



Slide 18 - Slide

Leren
Door simpel weg te oefenen wordt je steeds beter.

Je herkent dat je geleerd hebt aan:
Uiteindelijk wordt het permanent: Je kan fietsen niet meer verleren.
Transfer: Je kan het ook toepassen in een heel andere situatie.





Slide 19 - Slide

Rijping: 
Ontwikkeling van het menselijk lichaam.

Je botten, spieren en centraal zenuwstelsel wordt steeds groter, sterker, beter, geavanceerder.

Voorbeeld: Een baby kan je niet leren zwemmen. Pas als ze 4 of 5 jaar oud zijn lukt dat pas goed. 






Slide 20 - Slide

Samenhang
1. Als een kind een bepaalde rijpingsgraad nog niet heeft bereikt, heeft oefenen geen enkele zin en kan het zelfs negatieve effecten hebben.

2. Leren is het meest effectief in de zogenaamde gevoelige periode. Het lichaam is dan voldoende 'gerijpt' om een moeilijke beweging aan te leren.

3. Het tempo van rijping is voor iedereen min of meer verschillend.









Slide 21 - Slide

Voorbeelden
Een kleuter kan wel een grote bal vangen of er een trap tegenaan geven maar nog niet goed mikken of nog geen tennisbal vangen.

Een kind van 9 tot 12 jaar kunnen dit allemaal wel leren. Hun centraal zenuwstelsel, botten en spieren zijn beter ontwikkeld. 









Slide 22 - Slide

Rijping
Leren
Juiste stelling
Onjuiste stelling
Samenhang tussen rijping & leren
De leergevoelige periode is uitermate geschikt om vaardigheden aan te leren. 
Het proces waardoor je beter wordt en je iets permanent aanleert.
Ontwikkeling van het menselijk lichaam. 
Als het lichaam van een kind niet genoeg ontwikkeld is heeft oefenen alsnog zin. 
De ontwikkeling van het lichaam is bij iedereen verschillend. 

Slide 23 - Drag question

Als een kind een bepaalde rijpingsgraad nog niet heeft bereikt, heeft oefenen geen enkele zin en kan het zelfs negatieve effecten hebben.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Leren is het meest effectief in de zogenaamde gevoelige periode. Het lichaam is dan voldoende ontwikkeld (gerijpt).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

Opdrachten
Hoofdstuk 9: Leertheoriën 

2, 3, 4, 5


Slide 26 - Slide

3 manieren van leren


1. Sociaal-affectief leren.
2. Cognitief leren.
3. Motorisch leren. 

Slide 27 - Slide

Waaraan moet je denken als je het
hebt over het aanleren van
sociaal-affectieve vaardigheden?

Slide 28 - Mind map

Sociaal affectief:
samenwerken
initiatief nemen
op je beurt wachten
voor jezelf opkomen
om kunnen gaan met winst en verlies
om kunnen gaan met positieve en negatieve kritiek.

Slide 29 - Slide

Begeleiding
Veel zelfvertrouwen geven
Complimenten
Feedback (reflectie)


Het is wel lastig sociaal-affectieve doelen te maken en het is lastig om vervolgens te meten of je het behaald hebt. 

Slide 30 - Slide

Waaraan moet je denken als je het
hebt over het aanleren van
Cognitieve vaardigheden?

Slide 31 - Mind map

Cognitief:


Spelregels
Tactiek
Analyseren van techniek.
Veiligheid, hygiëne en gezondheid

Slide 32 - Slide

Begeleiding


1) Veel feedback geven en achteraf evalueren.


2) Houd rekening met andere manieren van leren. De een vind een stuk instructie prettig. De ander wil veel oefenen.



Slide 33 - Slide

Waaraan moet je denken als je het
hebt over het aanleren van
motorische vaardigheden?

Slide 34 - Mind map

Motorisch:


Leren bewegen!

Schrijven, typen, fietsen, gooien, vangen, balanceren, tennissen, opstaan, kruipen, zwemmen, dansen, voetballen. ETC. 

Slide 35 - Slide

Begeleiding
Stap 1: Input
Stap 2: Verwerking: Wat de sporter doet met de input. (Concentratie, inzet, motivatie)
Stap 3: Output: leerprestatie. 
Stap 4: Feedback: evaluatie
                     Opnieuw

Slide 36 - Slide

Bewust of onbewust leren?
Intentioneel of incidenteel.

Meestal gaat leren bewust omdat de docent je 'dwingt'. Het maken van opdrachten of het doen van oefeningen. Of als je simpelweg zelf iets graag wilt leren.
OF
Soms op straat of wanneer je als kind aan het spelen bent leer je soms iets per ongeluk.

Slide 37 - Slide

Cognitief leren gaat over leren luisteren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 38 - Quiz

Welke stelling is juist.
A
Motorisch leren gaat over het kunnen analyseren van een volleybal smash.
B
Intrinsiek gemotiveerd zijn om te leren is een vorm van incidenteel leren.
C
Je leert niet voetballen als je alleen op straat voetbalt.
D
Evalueren/feedback is belangrijk in de begeleiding van leren.

Slide 39 - Quiz

Input
De sporter
Output
Feedback
Verwerking van de visuele/verbale instructie
Een nieuwe poging om te verbeteren
Uitleggen of voorbeeld geven
Leer resultaat wordt zichtbaar

Slide 40 - Drag question

Wat is intentioneel leren?
A
Leren als gevolg van een bewuste, doelgerichte activiteit.
B
Leren als gevolg van een toeval.

Slide 41 - Quiz

Wat is incidenteel leren?
A
Bewust leren.
B
Ervaringen opdoen als gevolg van een toeval.

Slide 42 - Quiz

Opdrachten
Hoofdstuk 9: Leertheorieën

8 & 9


Slide 43 - Slide

Doelen:
1) Wat is incidenteel leren
2) Wat is intentioneel leren.
3) Welke 2 processen worden onderscheiden bij 'leren'.
4) Benoem de samenhang tussen deze 2 processen.
5) Globaal de verschillen benoemen tussen motorisch-, cognitief-, en sociaal-affectief leren. 

Slide 44 - Slide