Zinsvolgorde les 1

• NT2
• Basisschool
• Groep 8

Zinnen maken met twee werkwoorden 

Zoek de werkwoorden in de zin:

Noi gaat morgen zwemmen.

1. gaat
2. morgen zwemmen
3. gaat zwemmen
4. zwemmen

Wat is 'Noi' in deze zin?

Noi gaat morgen zwemmen.

1. onderwerp (wie of wat)
2. de rest van de zin
3. de persoonsvorm (het eerste werkwoord)
4. het tweede werkwoord

Wat is 'gaat' in deze zin?

Noi gaat morgen zwemmen.

1. Het onderwerp (wie of wat)
2. de rest van de zin
3. de persoonsvorm (het eerste werkwoord)
4. het tweede werkwoord

Wat is 'morgen' in deze zin?

Noi gaat morgen zwemmen.

1. Het onderwerp
2. de rest van de zin
3. De persoonsvorm
4. het tweede werkwoord

Wat is 'zwemmen' in deze zin?

Noi gaat morgen zwemmen.

1. het onderwerp
2. de rest van de zin
3. de persoonsvorm
4. het tweede werkwoord

Op welke plaats in de zin
staat het tweede werkwoord altijd?

1. op de eerste plaats
2. op de tweede plaats
3. in het midden
4. aan het einde

Wat is het tweede werkwoord in deze zin?

Simone gaat zaterdag kleren kopen.

1. gaat
2. zaterdag
3. kleren
4. kopen

zin 1

zin 2

Zaterdag ....

Gokhan een wedstrijd ....

Wij ....

graag rijst met vis ....

moet

spelen

willen

eten

Zet de werkwoorden op de goede plaats 

zin 3

zin 4

Ismail ....

een taart ....

Hij ....

van in de keuken ....

gaat

bakken

houdt

staan

zin 5

zin 6

Beatrice ....

een nieuwe broek ....

Zij ....

naar de supermarkt ....

wil

kopen

moeten

lopen

zin 7

zin 8

Mijn zus ....

morgen koffie ....

Wij ....

samen ....

komt

drinken

gaan

praten

zin 9

zin 10

Wij ....

haar oma ....

Hij ....

de weg niet ....

gaan

bezoeken

kan

vinden

zin 11

zin 12

De kinderen ....

een ijsje ....

Mijn tante ....

een nieuwe auto ....

mogen

eten

wil

kopen

zin 13

zin 14

Mijn moeder ....

piano ....

Jullie ....

de muziek ....

kan

spelen

kunnen

horen

zin 15

zin 16

De jongen ....

zelf thee ....

De kinderen ....

snoepjes ....

mag

zetten

willen

pakken

zin 17

je

oversteken

daar

kan

Zet de zin in de goede volgorde

zin 18

ik

vanavond

ga

koken

Zet de zin in de goede volgorde

zin 19

mijn opa

maken

soep

wil

Zet de zin in de goede volgorde

zin 20

Olivier en Heven

doen

boodschappen

gaan

Zet de zin in de goede volgorde

zin 21

hij

nemen

medicijnen

moet

zin 22

In de tuin

geeft

Alisa

een feestje

Zet de zin in de goede volgorde

zin 23

Morgen

kunnen

de leerlingen

uitslapen

Zet de zin in de goede volgorde

zin 24

Zaterdag

gaat

zwemmen

Maksym

zin 25

Op de deur

hangt

een briefje

zin 26

Hier

moet

starten

je

Zet de zin in de goede volgorde

zin 27

In bed

maakt

een bookwidget

hij

Zet de zin in de goede volgorde

zin 28

Vandaag

gaan

trainen

Milad en Yusuf

Zet de zin in de goede volgorde

Wie

?

graag

thee

drinkt

Hoe laat

?

Mohamed

slapen

gaat

Wat

?

vind

van OKAN

jij

Maak een ja/nee-vraag

?

van wiskunde

Houdt

Aminata

Maak een ja/nee-vraag

?

eet

jij

graag

champignons

Maak een ja/nee-vraag over de foto.

Maak een vraagwoordvraag over de foto.

Maak een vraagwoordvraag over de foto.

Maak een ja/nee-vraag over de foto.

Maak een normale zin bij de foto.

Vragen?

Heb je veel geleerd?

😒🙁😐🙂😃