Start 1.3 Lezen

1.3 Lezen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.3 Lezen

Slide 1 - Slide

Programma
  • Lesdoelen
  • Begrijpend lezen
  • Uitleg over de lesstof
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Aan het eind van de les kun je een titel en tussenkopje herkennen
  • Aan het eind van de les kun je het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst benoemen
  • Aan het einde van de les kan je uitleggen wat een alinea is en deze ook herkennen in een tekst

Slide 3 - Slide

Wat vond jij van begrijpend lezen op de basisschool?

Slide 4 - Mind map

Waarom is begrijpend lezen belangrijk, denk je?

Slide 5 - Mind map

Je hebt begrijpend lezen overal nodig: op school, thuis als je een krant leest en later in je beroep. 

Je hebt begrijpend lezen ook bij veel andere schoolvakken nodig.

Slide 6 - Slide

Waar staat de titel van een tekst?

Slide 7 - Mind map

Titel en tussenkopjes
Bijna elke tekst heeft een titel. Meestal noemt de titel het onderwerp óf hij geeft een aanwijzing over het onderwerp. Een titel in een (online) krant noem je ook wel kop of krantenkop.

 Soms staan er in de tekst ook tussenkopjes (of kopjes). Tussenkopjes vertellen je waarover het tekstgedeelte eronder gaat. Zo kun je gemakkelijk deelonderwerpen vinden in een tekst.
Deze staan boven tekstgedeeltes.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Onderwerp
= waar de tekst over gaat.
Het onderwerp van een tekst vind je zo:
• Lees de titel en de eerste alinea van de tekst.
• Kijk naar woorden die vet- of schuingedrukt zijn.
• Bekijk de plaatjes en de tekst onder de plaatjes.
• Stel jezelf de vraag: waarover gaat deze tekst?

Het onderwerp schrijf je altijd in één woord of in een paar woorden op.
Bijvoorbeeld: vmbo-leerlingen presteren goed.

Slide 10 - Slide

Alinea
= een tekstblokje van twee of meer zinnen die bij elkaar horen. 

Zo kun je een alinea herkennen:
- Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
- Soms staat er een witregel tussen twee alinea's.
- Soms begint de eerste regel van een nieuwe alinea met een stukje wit. Dat noem je inspringen.
- De laatste zin van een alinea loopt meestal niet door tot het einde van de regel.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aan de slag
H1.3 Lezen
Maken:
Opdracht 1 t/m 5



Steek je vinger op als je iets niet weet, dan kom ik bij je langs 

timer
1:00
Je mag fluisterend  overleggen met je buurman/buurvrouw

Slide 13 - Slide

Hoe vond je de lesstof van vandaag? Nog vragen?

Slide 14 - Open question