This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Examentraining 2 Aardrijkskunde
WELKOM!
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Slide
HERHAAL DE VRAAG IN HET ANTWOORD!
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Oefenexamen
2019, tijdvak 1
Maak dit examen in de examenbundel en vul daarna de goede antwoorden in op https://examenkompas.citolab.nl/
Welke onderwerpen moet je je nog op focussen?
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Bron 1 laat een weerkaart van de provincie Groningen zien. Welke weerelementen ontbreken er op de weerkaart?
A
bewolking en temperatuur
B
luchtdruk en neerslag
C
luchtdruk en temperatuur
D
neerslag en temperatuur
Slide 11 - Quiz
De Martinitoren is 100 meter hoog. Wat is de temperatuur om de grond?
A
1 graden
B
13 graden
C
7,6 graden
D
6,4 graden
Slide 12 - Quiz
Welke klimaatfactor zie je hier?
A
Hoogteligging
B
Breedteligging
C
Zeestromen
D
Ligging van gebergten
Slide 13 - Quiz
Door welk klimaatfactor is de temperatuur in januari aan de kust lager?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Afstand tot de zee
D
Geen van deze
Slide 14 - Quiz
Bij een hogedrukgebied
A
daalt de lucht
B
stijgt de lucht
C
dat ligt er aan op welk halfrond je zit
Slide 15 - Quiz
In een hogedruk gebied
A
is het warm en droog
B
is het droog
C
is het warm en nat
D
is het nat
Slide 16 - Quiz
Het is altijd warm bij een hogedrukgebied.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quiz
In een lage drukgebied is...
A
dalende lucht
B
stijgende lucht
Slide 18 - Quiz
Bij lage druk
A
is het onbewolkt en zonnig
B
is het bewolkt en valt er neerslag
C
is het koud
D
is het warm
Slide 19 - Quiz
Waar H of L?
Spanje hoge druk, Nederland lage druk. Dat zie je aan de bewolking: Spanje heeft geen bewolking (dus H), Nederland wel (dus L).
Stijgende/dalende lucht?
Spanje hoge druk, dus dalende lucht.
Nederland lage druk, dus stijgende lucht.
Soort neerslag NL?
Frontale neerslag
- stuwing kan niet - er zijn geen bergen
- stijging is alleen in zeer warme gebieden (en dat zijn buien!)
Slide 20 - Slide
Wat kun je zeggen over de wind in Spanje?
A
Het waait nu hard, de isobaren liggen dicht bij elkaar.
B
Het waait nu hard, de isobaren liggen ver van elkaar.
C
Het waait nu weinig, de isobaren liggen dicht bij elkaar.
D
Het waait nu weinig, de isobaren liggen ver van elkaar.
Slide 21 - Quiz
Lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk met elkaar verbindt, noemen we ...
A
Isotherm
B
Isobaar
C
Hoogtelijn
Slide 22 - Quiz
Stijgingsneerslag
Stuwingsneerslag
Hitte
Miami
Bergen
Loefzijde
Lijzijde
Evenaar
Botsen warme en koude lucht
Nederland
Depresssie
Tornado Alley
Frontale neerslag
Slide 23 - Drag question
Bekijk bron 1. Welke tekening geeft de grote windsystemen op aarde juist weer?
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4
Slide 24 - Quiz
Welk klimaat heeft het noorden van Spanje? (lichtgroen)
A
Middellandse Zeeklimaat
B
Steppeklimaat
C
Landklimaat
D
Gematigd Zeeklimaat
Slide 25 - Quiz
Welk klimaat heeft het zuiden van Spanje? (oranje)
A
Middellandse Zeeklimaat
B
Steppeklimaat
C
Landklimaat
D
Gematigd Zeeklimaat
Slide 26 - Quiz
Welk klimaat heeft het zuiden van Spanje? (donkergroen)
A
Middellandse Zeeklimaat
B
Steppeklimaat
C
Landklimaat
D
Gematigd Zeeklimaat
Slide 27 - Quiz
Sleep de klimaatgrafieken naar de juist plek op de kaart
Slide 28 - Drag question
Welke afbeelding hoort bij welke klimaatgrafiek? Sleep de afbeelding op de juistje grafiek
Slide 29 - Drag question
Wat betekent nuttige neerslag?
A
De hoeveelheid water die is er in een gebied
B
De hoeveelheid water die verdampt
C
Het verschil tussen de neerslag en de verdamping
D
De hoeveelheid water die beschikbaar is om te drinken
Slide 30 - Quiz
In welk seizoen is in Nederland de neerslagintensiteit het hoogst?
A
Winter
B
Lente
C
Zomer
D
Herfst
Slide 31 - Quiz
Welk klimaat kent de meest negatieve waterbalans?
A
Tropisch regenwoudklimaat
B
Woestijnklimaat
C
Steppeklimaat
D
Savanneklimaat
Slide 32 - Quiz
In Nederland is beregening goed mogelijk. In Spanje kan men dat beter niet doen. 1. Waarom niet in Spanje en wel in Nederland? 2. Welke vorm van irrigatie moet men in Spanje toepassen?
Slide 33 - Open question
Wat is drainage?
A
Water dat ondergronds loopt
B
Het kunstmatig verlagen van het grondwaterpeil
C
Meten van het grondwaterpeil
D
water dat wordt opgevangen onder de grond
Slide 34 - Quiz
Wat is de juiste volgorde van het ontstaan van het broeikaseffect?
A
1-2-3
B
1-3-2
C
2-1-3
D
2-3-1
Slide 35 - Quiz
Bij de veehouderij komen veel broeikasgassen vrij. Dit is vooral het krachtige broeikasgas … 1 … (CO2 / methaan). Door minder vlees te consumeren wordt de ecologische voetafdruk … 2 … (groter / kleiner). Door de klimaatverandering kan in bepaalde gebieden bos gaan verdwijnen. Bossen slaan grote hoeveelheden CO2 op. Als er minder bossen zijn dan kan er minder CO2 worden opgeslagen. Door het verdwijnen van het bos zal de klimaatopwarming dan ook … 3 … (afnemen / toenemen).
Slide 36 - Open question
Geef twee maatregelen die de overheid van de staat California (in de VS) kan nemen om de oorzaken van het versterkt broeikaseffect terug te dringen.
Slide 37 - Open question
zeespiegelstijging wordt veroorzaakt door
A
het smelten van land- en zeeijs
B
het smelten van landijs en het uitzetten van water
C
het smelten van zee-ijs
D
het uitzetten van water en het toenemen van de hoeveelheid neerslag
Slide 38 - Quiz
Deskundigen verwachten dat het verspreidingsgebied van muggen en andere ziekteverwekkers in de toekomst groter wordt. Geef daarvan een oorzaak.
Slide 39 - Open question
Veel windenergieparken staan op de Great Plains.
Geef een landschapskenmerk van de Great Plains waardoor juist daar veel windenergieparken zijn aangelegd.
Slide 40 - Slide
Welke neerslagvorm komt voor in de Great Plains?
A
Stuwingsneerslag
B
Stijgingsneerslag
C
Frontale neerslag
Slide 41 - Quiz
Slide 42 - Slide
Wat wordt verbouwd/ wat voor soort landbouw vind je bij nummer 1?
A
Katoen
B
Mais en soja
C
Zomer- en wintertarwe
D
Zuivelveeteelt
Slide 43 - Quiz
Wat wordt verbouwd/ wat voor soort landbouw vind je bij nummer 3?
A
Katoen
B
Mais en soja
C
Zomer- en wintertarwe
D
Zuivelveeteelt
Slide 44 - Quiz
Ontstaat boven land
Orkaan
Tornado
Ontstaat boven zee
Hazard management goed mogelijk
Hazard management nauwelijks mogelijk
Centraal VS
Zuidoost en oost VS
500 - 1000 km breed
500 - 1500 meter breed
Botsende droge koude en warme (vochtige) lucht
Zwakt af boven land
Slide 45 - Drag question
Wanneer is het orkaanseizoen in de VS?
A
Het hele jaar door
B
Mei - juli
C
September
D
juni - november
Slide 46 - Quiz
Als een orkaan aan land komt zal deze
A
Versterken
B
het zelfde blijven
C
Afzwakken
D
Direct stoppen
Slide 47 - Quiz
Sally en Daniël bestuderen de gevolgen van orkanen. Sally zegt: Dat mensen niet evacueren is een voorbeeld van risicoperceptie.
Daniël zegt: “Het belangrijkste doel van hazard management is om de schade na een ramp zo snel mogelijk te herstellen.”
Wat is juist?
A
Alleen de uitspraak van Sally is juist.
B
Alleen de uitspraak van Daniël is juist.
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 48 - Quiz
Een sleepvraag: Waar komen in de VS veel tornado's voor? En waar veel orkanen?