Les 1 Weer en Klimaat

Les1 : Weer en klimaat
1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

Les1 : Weer en klimaat

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Wat is het verschil tussen weer en klimaat?
  • Wat is de samenstelling en de opbouw van de atmosfeer?
  • Waardoor zijn er variaties in de stralingsbalans?

Slide 2 - Slide

1

Slide 3 - Video

00:00
Leg het verschil uit tussen weer en klimaat.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

NL
Nederland ligt in de gematigde zone.
Afrika
Het continent Afrika ligt in de luchtstreken: de tropen (warme lucht) en gematigde zone.
Zuidpool
De zuidpool ligt in de poolstreken. Dit is een hele koude luchtstreek.
Zon
Op de evenaar vallen zonnestralen loodrecht op het aardoppervlak. Bij de polen vallen de zonnestralen schuin op het aardoppervlak. Schuine zonnestralen geven minder warmte dan loodrechte.

Slide 7 - Slide

Waardoor worden de poolgebieden niet goed verwarmd?

Slide 8 - Open question

Waarom is het vanaf 21 juni zomer in Nederland?(meerdere antwoorden goed)
A
Het noordelijk halfrond staat dan naar de zon toe gericht.
B
Het zuidelijk halfrond staat dan naar de zon toe gericht.
C
De zon staat dan loodrecht op de steenbokskeerkring.
D
De zon staat dan loodrecht op de kreeftkeerkring.

Slide 9 - Quiz

Hoe groot (in graden) is de hellingshoek van de aarde?

Slide 10 - Open question

Onderzoek het temperatuurverloop van de atmosfeer. Wat valt je op?

Slide 11 - Slide

Noteer een definitie voor het begrip 'atmosfeer'.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Video

De atmosfeer
Dampkring
Lucht om de aarde
zwaartekracht houdt de gassen bij de aarde

Zorgt dat op de aarde te leven is

Slide 14 - Slide

Welk gas komt het meest voor in de aardse atmosfeer?

A
stikstof
B
zuurstof
C
waterstof

Slide 15 - Quiz

Wat is de kleur van de hemel op grote hoogte?

Slide 16 - Open question

Onderzoek het verband tussen hoogte en luchtdruk. Noteer dit verband.

Slide 17 - Open question

De Atmosfeer
4 lagen:
troposfeer
stratosfeer (ozonlaag)
mesosfeer
thermosfeer

Temperatuurafname en -toename wisselen elkaar af
Afnemende druk

Slide 18 - Slide

Troposfeer
  • Onderste laag
  • Fenomenen in de troposfeer
  • weersverschijnselen
  • (bijna) alle (bovengronds/bovenzees) leven
  • alle bergketens
  • ons dagelijks bestaan

Slide 19 - Slide

Stratosfeer
  • 12 km - 50 km hoogte
  • Fenomenen in de stratosfeer
  • de ozonlaag
  • hoogste vliegtuigen
  • géén wolken
  • sprong vanuit stratosfeerballon (Baumgartner)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Gat in de Ozonlaag

In de stratosfeer zit een grote hoeveelheid Ozongas.

Dat ozongas zorgt voor filtering van UVstraling
-> wordt aangetast door drijfgassen

Slide 24 - Slide

atmosfeerlaag die de ozonlaag bevat
door interactie van zonnewind met hogere atmosfeer
atmosfeerlaag met weersfenomenen en het leven
gas dat schadelijk UV tegenhoudt
het ISS bevindt zich in deze atmosfeerlaag
meest voorkomende gas in de troposfeer
Stratosfeer
Troposfeer
stikstof
ozon
thermosfeer
Poollicht

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Stralingsbalans
De balans tussen inkomende en uitgaande straling

  • Zonnestralen bereiken de atmosfeer
- daar worden ze deels teruggekaatst, deel geabsorbeerd

  • Zonnestralen bereiken het aardoppervlak
- daar worden ze deels teruggekaatst, deels geabsorbeerd

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Stralingsbalans
47% bereikt het aardoppervlak

  • Wordt omgezet in warmte
  • Wordt uitgestraald als langgolvige stralen
  • Een deel van de warmte verlaat de atmosfeer, een deel wordt weer teruggekaatst. Uiteindelijk verlaat alle warmte de atmosfeer. 
  • De broeikasgassen zorgen ervoor dat de warmte de atmosfeer met vertraging verlaat door de warmte vast te houden. 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Uitstraling na absorptie

Slide 31 - Slide

Processen die een rol spelen bij de warmtebalans
1. Breedteligging
(hoe hoger de breedte, hoe minder energie)
2. Albedo 
(hoe meer weerkaatsing, hoe minder opwarming)
3. Gesteldheid oppervlak
(variaties bij land groter dan bij water)

Slide 32 - Slide