Slotvragen (drie per les) schrijfvaardigheid havo 4

Een beschouwing heeft als structuur nooit een:
A
Probleem-oplossingsstructuur
B
Verschijnsel-besprekingsstructuur
C
Voor-en-nadelenstructuur
D
Bewering-argumentenstructuur
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een beschouwing heeft als structuur nooit een:
A
Probleem-oplossingsstructuur
B
Verschijnsel-besprekingsstructuur
C
Voor-en-nadelenstructuur
D
Bewering-argumentenstructuur

Slide 1 - Quiz

Wat is een beschouwing?
A
Meningen van anderen vertellen
B
Je eigen mening delen
C
Feiten delen en uitleg geven

Slide 2 - Quiz

in de kern van een beschouwing vind je...
A
Verschillende invalshoeken (meningen en/of feiten)
B
Veelal argumenten
C
Feiten en veel uitleg over het onderwerp

Slide 3 - Quiz

Wat is geen goede manier om alinea's aan elkaar te verbinden?
A
een signaalwoord
B
een verwijswoord dat verwijst naar iets wat eerder (in vorige alinea) is genoemd
C
een herhaling van een belangrijk woord dat in de vorige alinea is genoemd
D
Een tussenkopje

Slide 4 - Quiz

Waar let je op bij het beoordelen van
(online) bronnen
A
nieuwswaarde, onderwerp, autoriteit
B
subjectiviteit, schrijver, aantal views, actualiteit
C
nieuwswaarde, actualiteit, onderwerp,
D
autoriteit, objectiviteit, ontwerp, actualiteit

Slide 5 - Quiz

Welk van deze bronnen is het MINST betrouwbaar?
A
Volkskrant
B
NRC
C
De Telegraaf
D
NOS journaal

Slide 6 - Quiz

Je wil betrouwbare bronnen zoeken voor een beschouwing over de vluchtelingencrisis.

Welke bronnen kun je het beste gebruiken?
A
Een artikel op een politieke site, van bijvoorbeeld, PvdV of Groen Links
B
Een tv-programma waarin mensen met verschillende meningen aan het woord komen.
C
Een twitterbericht van iemand vindt dat de politiek meer vluchtelingen moet toelaten.
D
Een wetenschappelijk verslag over een onderzoek over de meningen van kinderen over vluchtelingen.

Slide 7 - Quiz

In de literatuurlijst staan de bronnen gesorteerd op:
A
Volgorde van vermelding in de tekst
B
Achternaam auteur
C
Titel bron
D
Oud naar nieuw

Slide 8 - Quiz

In de APA-bronvermelding van een online krantenartikel moet het volgende cursief worden geschreven:
A
Auteur
B
Jaartal
C
Titel bron
D
Plaats van publicatie

Slide 9 - Quiz

Nasa en Esa doen onderzoek naar zwaartekrachtgolven. Welke bronvermelding is correct volgens APA?
A
(Tim Kraaijenvanger, 2010).
B
(T. Kraaijenvanger, 2010).
C
(Kraaijenvanger, Scientas, 2010).
D
(Kraaijenvanger, 2010).

Slide 10 - Quiz

Wat is het doel van een beschouwing?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
amuseren

Slide 11 - Quiz

Wat is het schrijfdoel van een beschouwing?
A
De lezer informeren
B
De lezer zijn mening laten vormen
C
De lezer overtuigen
D
De lezer alarmeren

Slide 12 - Quiz

Hoe is een beschouwing ingedeeld?
A
in de kern een stelling
B
in de inleiding een vraag
C
in het slot een conclusie
D
in het middenstuk argumenten

Slide 13 - Quiz


Wat is een beschouwing? Een beschouwing is een ...
A
Tekst waarin een bepaald standpunt wordt verdedigd met behulp van argumenten
B
Tekst waarin iemand je probeert te overtuigen om iets te doen
C
Tekst waarin iemand reclame maakt voor een bepaald product
D
Tekst waarin verschillende meningen met elkaar vergeleken worden

Slide 14 - Quiz

Wat is de functie van de inleiding?
(welk doel heeft een inleiding)
A
Onderwerp duidelijk maken en de aandacht lezer trekken door verhaaltje
B
Samenvatting geven van de tekst.
C
Deelonderwerpen bespreken.
D
Een conclusie geven

Slide 15 - Quiz

welke functie heeft een beschouwende inleiding zeker NIET?
A
actualiteit aangeven
B
belang voor de lezer duidelijk maken
C
voorbeeld geven
D
stelling poneren

Slide 16 - Quiz

Wat kies je voor het slot van een beschouwing?
A
hypothese
B
oplossing
C
herhaling vraagstelling
D
aanleiding

Slide 17 - Quiz

informerende tekst
overtuigende tekst
beschouwende tekst

Slide 18 - Drag question

Wat staat nooit in het slot van een beschouwing?
A
Conclusie
B
Herhaling vraagstelling
C
Uitsmijter
D
Samenvatting

Slide 19 - Quiz

Wat hoort niet thuis in de inleiding van een beschouwing?
A
Anekdote
B
Voorbeelden
C
Standpunt
D
Vraagstelling

Slide 20 - Quiz

De meeste(n) hebben goed geleerd voor de toets. Er zijn maar enkele(n) leerlingen met een onvoldoende.
A
meesten, enkelen
B
meesten, enkele
C
meeste, enkelen
D
meeste, enkele

Slide 21 - Quiz