D. toets Hfst. 1 Gewassen telen

D. Toets hfst. 1 Gewassen telen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
profiel groenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

D. Toets hfst. 1 Gewassen telen

Slide 1 - Slide

Noem een kenmerk van duurzame
landbouw
A
een hoge productie
B
zo min mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu
C
grote bedrijven
D
gebruik van veel water, energie en grondstoffen

Slide 2 - Quiz

Wat is schaalvergroting bij een varkensbedrijf?
A
De plattegrond van het bedrijf wordt op een grotere schaal getekend
B
Het huis van het bedrijf wordt groter
C
Er worden meer dieren gehouden op hetzelfde bedriijf
D
Er komen meer bedrijven in één gebied

Slide 3 - Quiz

Wat voor teelt zie je op de afbeelding?
A
Open teelt
B
Gesloten teelt

Slide 4 - Quiz

Welke producten worden binnen geteeld?
A
aardappelen, maïs en uien
B
tomaten, uien en aardappelen
C
komkommers, appels en frambozen
D
champignons, rozen en tomaten

Slide 5 - Quiz

Welke producten worden er geproduceerd op een productiebedrijf?
A
aardappelen, bomen, yoghurt en melk
B
gehakt, eieren, appels en wortels
C
melk, bomen, eieren en aardappelen
D
paprika's, kersenjam, bloembollen en frikandellen

Slide 6 - Quiz

Wat is zand?
A
bodem in de rivier
B
verteerde planten
C
verweerde schelpen
D
verweerd gesteente

Slide 7 - Quiz

Waar vind je in Nederland rivierklei?
A
in de polders
B
rond de Rijn en de Maas
C
langs de Noord-Hollandse kust
D
In Groningen en Drenthe

Slide 8 - Quiz

Wat betekent het als de pH-waarde van de grond 5 is?
A
De grond is basisch
B
De grond is neutraal
C
de grond is zuur

Slide 9 - Quiz

Waarom maak je voor een moestuin een teeltplan en pas je vruchtwisseling toe?
A
Je hoeft dan niet te bemesten
B
Je houdt met een nieuwe indeling de moestuin aantrekkelijk
C
Je kunt dan meer producten per vierkante meter verbouwen
D
Je verkleint de kans op ziektes en plagen

Slide 10 - Quiz

Hoe zaai je zonnebloemen op een groot perceel?
A
Handmatig en breedwerpig
B
Handmatig op rijen
C
Machinaal en breedwerpig
D
Machinaal op rijen

Slide 11 - Quiz

Waarom wordt een plant geleid?
A
Zo kan de plant sneller groeien
B
Zo komen de vruchten niet op de grond te liggen
C
Zo voorkom je ziekten en schimmels
D
Zo zorg je dat de plant in de goede richting groeit

Slide 12 - Quiz

Wat is een nadeel van biologische bestrijding met natuurlijke vijanden?
A
Hierdoor komen er te veel insecten
B
In het open veld vliegen de insecten weg
C
De insecten worden resistent
D
De insecten eten andere dieren

Slide 13 - Quiz

Waarom mag dierlijke mest alleen worden toegediend in de tijd dat de planten groeien
A
Anders verteert de mest niet en heeft een plant er niets aan
B
Anders worden mineralen en voedingsstoffen niet door de plant opgenomen
C
Dan planten de dieren in de bodem zich voort
D
Dat is het jaargetijde dat de temperatuur goed is.

Slide 14 - Quiz

Wat voor soort mest is champignonsmest?
A
een dierlijke mest
B
een plantaardige mest
C
een mengsel van dierlijke en plantaardige mest
D
geen van beide, het is geen mest

Slide 15 - Quiz

Wat is anorganische mest?
A
Mest die bij toeval uitgevonden is, omdat iemand mineralen in de bodem vond
B
mest die gemaakt is van dierlijke uitwerpselen
C
mest die lastig te verwerken is en waarvan de werkzame stof niet bekend is
D
mest die in het laboratorium is uitgevonden en in een fabriek wordt gemaakt

Slide 16 - Quiz

Waar staan de letters N-P-K voor?
A
Stikstof, Fosfor en Kalium
B
Stikstof, fosfor en Koolstofdioxide

Slide 17 - Quiz