Week 3 ~X 1.3 Gewicht & 1.4 Tijd

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

grooteenheden en eenheden

Wat gaan we doen vandaag?

 - Instructie: Warming up Getal opdracht

- Werken: Nakijken 1.1 & 1.2 + 1.3 Gewicht en 1.4 Tijd

- Afsluiting: check leerdoelen & evaluatie

Klaar? Werk vooruit of ga aan de slag voor een ander vak.

Waar zijn we nu?

Leerdoelen 1.3 Gewicht

• Je kent de verschillende lengtematen
  
• Je leert lengtematen omrekenen
• Je kent de verschillende gewichtsmaten
• Je leert gewichtsmaten omrekenen

Je kent de verschillende gewichtsmaten

 Gewicht

Welke gewichtsmaten ken je en wanneer kom je ze tegen?

Gewichtsmaten

Meest gebruikte gewichtsmaten

Je kunt de gewichtsmaten omrekenen

Oefenen: maten omrekenen

Antwoorden

Oefenen

Hoeveel mandarijnen

passen er in een kilogram?

aantal	2
gram	133	1000

Antwoord

2 mandarijnen: 133 gram

1 mandarijn: 66,5 gram

1 kg = 1000 g

1000 : 66,5 is ongeveer 15.

aantal	2		1
gram	133	1000	66,5

Oefenen

Hoeveel kilogram mag een voertuig 

maximaal wegen in deze zone?

Een ton is 1000 kg
3,5 ton is 3,5 x 1000 = 3500 kg

Vraag 5

Mirthe heeft 25 stuks op.

Hoeveel milligram wegen

de stuks in de pot nog?

70-25=

aantal	70
gram	101,5

1.4

Tijd

NU REKENEN

Lesdoel van vandaag:

Hoe je tijdseenheden omrekent

Hoe je tijdverschil berekent

tijden noteren 

ACTVIVEERVRAGEN

Wat weet jij al over het onderwerp van vandaag? 

1.

Je kunt tijd uitdrukken in

verschillende eenheden.

Noem er zoveel mogelijk.

Wie er het meeste kan opschrijven wint een snoepje. 

Femtoseconde: één triljoenste van een seconde

Picoseconde: één biljoenste van een seconde

Nanoseconde: één miljardste van een seconde

Microseconde: één miljoenste seconde

Milliseconde: één duizendste seconde

Centiminuut: 1/100 van een minuut, 0,6 seconden

Seconde: de internationale standaardeenheid voor tijd (duurt ongeveer even lang als dat je “eenentwintig” zegt)

Minuut: 60 seconden

Kwartier: 15 minuten

Kiloseconde (ks): 1000 seconden ( = 16 minuten en 40 seconden)

Uur: 60 minuten of 3600 seconden of 3,6 ks

Dag of etmaal: 24 uur of 86400 seconden of 86,4 ks

Week: zeven dagen: 604800 seconden

Decade: 10 dagen : 864000 seconden

Maand: 28, 29, 30 of 31 dagen

Kwartaal of trimester: 3 maanden of een kwart jaar

Semester: 6 maanden

Jaar: 365 of 366 dagen

Zonnejaar: 365,2425 dagen

Juliaans jaar: 365,25 dagen

Lustrum: 5 jaar

Decennium: 10 jaar

Eeuw: 100 jaar

Millennium of ka: 1000 jaar

Ma: 1 000 000 jaar

Ga: 1 000 000 000 jaar

Minuut: 60 seconden

Kwartier: 15 minuten

Kiloseconde (ks): 1000 seconden ( = 16 minuten en 40 seconden)

Uur: 60 minuten of 3600 seconden of 3,6 ks

Dag of etmaal: 24 uur of 86400 seconden of 86,4 ks

Week: zeven dagen: 604800 seconden

Decade: 10 dagen : 864000 seconden

Maand: 28, 29, 30 of 31 dagen

Kwartaal of trimester: 3 maanden of een kwart jaar

Semester: 6 maanden

Jaar: 365 of 366 dagen

Zonnejaar: 365,2425 dagen

Juliaans jaar: 365,25 dagen

Lustrum: 5 jaar

Decennium: 10 jaar

Eeuw: 100 jaar

Millennium of ka: 1000 jaar

Ma: 1 000 000 jaar

Ga: 1 000 000 000 jaar

 Semester: 6 maanden

 Jaar: 365 of 366 dagen

 Zonnejaar: 365,2425 dagen

 Juliaans jaar: 365,25 dagen

 Lustrum: 5 jaar

 Decennium: 10 jaar

 Eeuw: 100 jaar

 Millennium of ka: 1000 jaar

 Ma: 1 000 000 jaar

 Ga: 1 000 000 000 jaar

2.

Wat is een 

analoge klok?

Info:

auto; 51 min.         trein; 1u22          lopen; 1 dag

3

Flip en zijn vrienden willen om 11 uur in Maastricht zijn. 
Hoe laat moeten zij vertrekken als ze met de trein gaan?