This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Hoera, we mogen weer....
we mogen weer naar school
Slide 1 - Slide
Regels
Ik praat niet door anderen heen
Als ik iets wil zeggen, steek ik mijn vinger op en wacht ik tot ik de beurt krijg
Ik ben respectvol in de dingen die ik doe en zeg
Ik luister goed en volg de aanwijzingen van de docent
Ik blijf van anderen en hun spullen af
Ik houd het klaslokaal schoon
Slide 2 - Slide
Begin les
Binnenkomen – rustig, niet rennen of duwen.
Aan tafel gaan zitten
Spullen op tafel – boek, I-pad en rekenmachine
Mobiel thuis of in je kluis
Tas op de grond
Je mag praten tot docent om stilte vraagt.
Aandacht bij de docent – stil, met gezicht naar docent
Slide 3 - Slide
Wat is belangrijk bij economie?
Opdrachten maak je in je boek.
In je boek staat steeds eerst de vraag, daarna komt meestal een uitleg hierover. Lees dus je stukken tekst!
Bij je opdrachten en huiswerk geef je bij berekeningen ook altijd de berekening die je gemaakt hebt. Alleen het antwoord is onvoldoende en wordt afgekeurd.
Bij je opdrachten en huiswerk geef je bij open vragen waarbij een uitleg gevraagd is, altijd een uitleg in de vorm van een goed lopende zin.
Neem je rekenmachine mee naar iedere les!
Je zorgt dat je huiswerk gemaakt is of een briefje.
Stel vragen als je iets niet snapt!!!
Slide 4 - Slide
Hoofdstuk 1 Wikken en Wegen paragraaf 1
Kopen is kiezen
Slide 5 - Slide
1.1 Kopen is kiezen
Behoeften
Noodzaak of luxe?
Goederen en diensten
Prioriteiten stellen
Schaarse goederen en vrije goederen
Slide 6 - Slide
§1.1 Kopen is kiezen
Primaire behoeften (basis)
Goederen die je nodig hebt om in leven te blijven
Secundaire behoeften
Goederen die je NIET nodig hebt om in leven te blijven
Slide 7 - Slide
Wat zijn de basisbehoeften?
Slide 8 - Mind map
Goederen
Tastbare producten waarmee je je behoeften kunt voorzien
Diensten
Activiteiten waarmee je in iemands behoeften voorziet
1.1 Kopen is kiezen
Fiets, shampoo...
Bediening in een restaurant, knippen van iemands haar
Slide 9 - Slide
Goederen of diensten?
Een tandarts.
A
Goederen
B
Diensten
Slide 10 - Quiz
Goederen of diensten. Autoverkoper.
A
Goederen
B
Diensten
Slide 11 - Quiz
Goederen of diensten? Een lesboek
A
Goederen
B
Diensten
Slide 12 - Quiz
Bij noodzakelijke goederen en diensten gaat het om
A
basisbehoeften
B
middelen
C
overige behoeften
D
prioriteiten
Slide 13 - Quiz
Schaarse goederen
Schaarse goederen zijn tegenovergesteld aan vrije goederen.
Goederen zijn schaars wanneer er tijd of geld aan besteed is om het te maken. Soms zijn schaarse goederen zeldzaam, vaak ook niet.
Voorbeelden: schoon drinkwater,
Slide 14 - Slide
Wat zijn vrije goederen?
Vrije goederen zijn tegenovergesteld aan schaarse goederen. Iedereen mag er gebruik van maken, zonder er voor te hoeven betalen.
Voorbeelden: zonlicht, wind, zeewater.
Slide 15 - Slide
Schaarse goederen
Vrije goederen
Slide 16 - Slide
Waar hoort een rietje bij?
A
Schaarse goederen
B
Vrije goederen
Slide 17 - Quiz
De zee behoort tot:
A
Vrije goederen
B
Schaarse goederen
Slide 18 - Quiz
Naast schaarse goederen zijn er ook vrije goederen. Wat is een vrij goed?
A
Water uit een flesje
B
Kraanwater
C
Regenwater
Slide 19 - Quiz
In welke rij staan alleen maar schaarse goederen?
A
Bomen, computers, horloges en tijd
B
Tijd, zeewater, economie les en boeken
C
Computers, regen, elektriciteit en papier
D
Zonlicht, wol, papier en boeken
Slide 20 - Quiz
"Schone lucht kan in sommige wereldsteden tot schaarse goederen worden gerekend."
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Gebruiksgoederen
(meer dan 1 keer te gebruiken)
Verbruiksgoederen
(maar een keer te gebruiken)
Slide 22 - Slide
Wat zijn gebruiksgoederen?
A
een appel
B
benzine
C
een pen
D
computer
Slide 23 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van gebruiksgoederen
A
mobieltje
B
snoep
C
condensdroger
D
scooter
Slide 24 - Quiz
Maken opdrachten op bladzijde 8 en 9. Klaar? Bladzijde 10 en 11