1E - Les 4 Schrijfvaardigheid




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma
Lesuur 1
  • Huiswerk nakijken
  • Feedback: Schrijven van een e-mail 
  • Voorkennis: alinea's 
  • Kenmerk van een goede tekst: Goede spelling

Lesuur 2
  • Lezen







 






Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
Kern - bladzijde 208 theorie doornemen
Opdracht 1 (blz. 209)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijk als je hem verdeelt in alinea's.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Maar hoe schrijf je een goede alinea?
  • De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
  • Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
  • Begin een nieuwe alinea als je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van een goede tekst

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?
Hij (rekenen) het bedrag uit.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Ik (koken) pasta.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Zet de zinnen onder het juiste kopje:


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

Oplossing

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions