What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2.7 en 2.8 herhaling woordsoorten en spelling
2k1 Herhalingsles H2.7/2.8
1.
Grammatica -
woordsoorten
2. Spelling - pv in de verleden tijd
- meervoud op -ie / -ee
-verkleinwoorden
Herhaal alle lesstof, filmpjes en oefen, oefen, oefen en oefen.....
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
2k1 Herhalingsles H2.7/2.8
1.
Grammatica -
woordsoorten
2. Spelling - pv in de verleden tijd
- meervoud op -ie / -ee
-verkleinwoorden
Herhaal alle lesstof, filmpjes en oefen, oefen, oefen en oefen.....
Slide 1 - Slide
1. Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen.
lw-zn-bn-zww-hww-vz-htw-rtw-pers.vnw-bez.vnw
Slide 2 - Slide
Lid
woorden
De
(bepaald lidwoord)
Het
(bepaald lidwoord)
Een
(onbepaald lidwoord)
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 3 - Slide
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zitten in deze zin:
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of naam.
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 4 - Quiz
Hoeveel zelfstandige werkwoorden zijn er mogelijk in een werkwoordelijk gezegde?
A
1
B
meer dan 1
Slide 5 - Quiz
Benoem de werkwoorden:
'Zullen we beginnen met de les? Wil je hier over nadenken?'
A
zullen , wil
B
zullen, beginnen, wil
C
zullen, beginnen, wil nadenken
D
zullen, beginnen met, wil, over nadenken
Slide 6 - Quiz
Benoem de hulpwerkwoorden:
Ik heb dat altijd al willen kopen
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen
Slide 7 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Dat
voegt
iets
bij
aan het zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 8 - Slide
www.cambiumned.nl
Slide 9 - Link
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 10 - Slide
Hoeveel voorzetsels heeft deze zin:
Op haar verjaardag wachtten we bij het station.
A
1
B
2
Slide 11 - Quiz
Verschil tussen hoofd- en rangtelwoord
Slide 12 - Slide
pers.vnw of bez.vnw
Een pers.vnw
vervangt
een zn
Een bez.vnw
staat voor
een zn
Hij ontvangt
hun
met open armen.
Zij geeft
hen
hun
bezem terug.
Slide 13 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Ook als
meewerkend:
Ik geef aan
jou/hem/haar/jullie
.
Of als
lijdend voorwerp
(wie of wat + onderwerp +gezegde)
Ik zie
hen
zwaaien.
Slide 14 - Slide
hun/hen =
persoonlijk vnw
Ik geef aan
hen
een brief.
(mv)
Ik geef
hun
een brief.
(mv)
Ik zie
hen
op het station
(lv)
Slide 15 - Slide
Dit is niet jouw mobiel en ook niet van hem, maar het is mijn mobiel.
Welke bezittelijk vnw zie je?
A
jouw
B
jouw, hem
C
jouw, mijn,
D
jouw, hem, mijn
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
2. Spelling
Verleden tijd van de pv
Meervoud op -ie / -ee
Verkleinwoorden
Slide 18 - Slide
Hoe spel je de pv in de verleden tijd? :
Er (gebeuren) iets onverwachts.
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurde
D
gebeurden
Slide 19 - Quiz
Hoe spel je de pv in de verleden tijd?
Vorige week (hoesten)de patiënten minder.
A
hoesdt
B
hoest
C
hoestten
D
hoestte
Slide 20 - Quiz
Hoe spel je de pv in de verleden tijd? :
Jaap en ik (mogen) meedoen aan de quiz.
A
mocht
B
mochtten
C
mochten
D
mogten
Slide 21 - Quiz
Hoe spel je de pv in de verleden tijd? :
Het leukste meisje (worden)niet meteen gekozen.
A
werd
B
werdt
C
wordt
D
word
Slide 22 - Quiz
Hoe spel je de pv in de verleden tijd? :
Dit zeldzame vogeltje (vliegen) langs mijn raam.
A
vliegde
B
vlogen
C
vliegt
D
vloog
Slide 23 - Quiz
Hoe spel je de pv in de verleden tijd? :
Deze dieren (zijn) veel mooier dan de panda's.
A
is
B
waren
C
was
D
was geweest
Slide 24 - Quiz
Hoe spel je de pv in de verleden tijd? :
Ik (melden) het incident bij de conciërge.
A
meld
B
melde
C
mold
D
meldde
Slide 25 - Quiz
meervoud: de regel
Wanneer de klemtoon
niet
op de laatste lettergreep valt:
alleen
-n
toevoegen en een trema op de
e
bacterie-
bacteriën
Wanneer de klemtoon
wel
op de laatste lettergreep valt:
-en
toevoegen en een trema op de laatste
e
braderie-
braderieën
Slide 26 - Slide
meervoud: de regel
Wanneer een woord eindigt op -ee
:
-en
toevoegen en een trema op de laatste
e
zee-
zeeën
twee-
tweeën
Slide 27 - Slide
typ het meervoud van:
porie
Slide 28 - Open question
typ het meervoud van:
fee
Slide 29 - Open question
typ het meervoud van:
industrie
Slide 30 - Open question
typ het meervoud van:
slee
Slide 31 - Open question
Typ het verkleinwoord van
-cola-
Slide 32 - Open question
Typ het verkleinwoord van
-minuut-
Slide 33 - Open question
Typ het verkleinwoord van
-menu-
Slide 34 - Open question
Typ het verkleinwoord van
-blad-
Slide 35 - Open question
Typ het verkleinwoord van
-la-
Slide 36 - Open question
More lessons like this
Trema, apostrof, accent en cedille
September 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
22 april - wederkeren vnd en werkwoordspelling
April 2020
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Meervouden op -en en -s
February 2022
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
1V - Grammatica woordsoorten - H2
April 2022
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Hulptekens
February 2021
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling grammatica en spelling
February 2021
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
3GT - Taalverzorging H3/6
February 2022
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Zelfstandige naamwoorden
December 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Secundair onderwijs