H1a Zinnen begrenzen

 Zinnen begrenzen
H1a
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

 Zinnen begrenzen
H1a

Slide 1 - Slide

Welke uitspraak klopt over zinnen begrenzen?
A
Zet achter elke zin een punt, vraagteken of uitroepteken. Plaats een komma tussen persoonsvormen.
B
Zet een punt voor de voegwoorden 'als', 'doordat', 'want' en 'zodra'.
C
Maak heel lange zinnen.
D
Plaats nooit een komma tussen persoonsvormen.

Slide 2 - Quiz

Welk leesteken hoort aan het einde van de zin te staan?
Komen jullie ontbijten
A
Punt (.)
B
Uitroepteken (!)
C
Vraagteken (?)

Slide 3 - Quiz

Selecteer de woorden die een hoofdletter krijgen
A
overhemd , mensen, laptop, amsterdamse
B
mercedes, groningen, ajax, frans
C
januari, haagse, david, kerst
D
aubergine, texel, winter, nederlands

Slide 4 - Quiz

Maak een mededelende zin met de woorden: fiets en peter

Slide 5 - Open question

Maak een vragende zin met de woorden: appelmoes en geven

Slide 6 - Open question

Welk leesteken zet je voor voegwoorden?
A
komma (,)
B
dubbele punt (:)
C
punt (.)

Slide 7 - Quiz

In welke gevallen gebruik je een hoofdletter?
A
aan het begin van een zin
B
bij een woord dat ik belangrijk vind
C
bij een zelfstandig naamwoord
D
bij een naam

Slide 8 - Quiz

Zet een streep onder de pv en verdeel de zin in zinsdeelstrepen:
Madelief gaat morgen niet naar school.

Slide 9 - Open question

Zet een streep onder de pv en verdeel de zin in zinsdeelstrepen:
Gaan de jongens morgen nog carnaval vieren?

Slide 10 - Open question

Verdeel de zin in zinsdeelstrepen en ontleed daarna de zin:
Door aanhoudende regen hebben wij onze vakantie uitgesteld.

Slide 11 - Open question

Maak van onderstaande 2 zinnen, één samengestelde zin. Gebruik hierbij een passend voegwoord.

Ik vind wielrennen leuk. Ik kijk de Tour de France.

Slide 12 - Open question

Hoe herken je de hoofdzin(nen) in een samengestelde zin?
A
Doordat het met een hoofdletter begint.
B
De persoonsvorm staat achter in de zin.
C
Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar.
D
Persoonsvorm en onderwerp staan uit elkaar.

Slide 13 - Quiz

Hoe herken je de bijzin(nen) in een samengestelde zin?
A
Persoonsvorm en onderwerp staan aan het eind van de zin.
B
Tussen onderwerp en persoonsvorm staan nooit andere zinsdelen
C
Het onderwerp staat altijd aan het eind van de zin.
D
Tussen onderwerp en persoonsvorm kunnen andere zinsdelen staan.​

Slide 14 - Quiz

Hoe kun je zinnen in een tekst begrenzen?
A
Zet een punt achter de zin.
B
Gebruik nooit een vraagteken of uitroepteken.
C
Zet voor voegwoorden een komma.
D
Gebruik altijd een komma in de zin.

Slide 15 - Quiz

Hoe kun je zinnen in een tekst begrenzen?
A
Zet een punt achter de zin.
B
Gebruik nooit een vraagteken of uitroepteken.
C
Zet voor voegwoorden een komma.
D
Gebruik altijd een komma in de zin.

Slide 16 - Quiz