1.1 Een nieuwe grondwet oefenen

Nederland van 1848 tot 1914


1.1  Een nieuwe grondwet
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederland van 1848 tot 1914


1.1  Een nieuwe grondwet

Slide 1 - Slide

Wie was de koning tijdens het revolutiejaar 1848
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV

Slide 2 - Quiz

Welke zin over de liberalen in de 19e eeuw is waar? Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Liberalen wilden liever een republiek dan een monarchie
B
Liberalen wilden dat de overheid zich zoveel mogelijk bemoeide met de burgers
C
Liberalen wilden dat de burgers zoveel mogelijk vrijheid kregen
D
Liberalen wilden dat de burgers meer macht kregen en de koning minder

Slide 3 - Quiz

VÓÓR 1848
VANAF 1848
Koning heeft alle macht
Ministeriële verantwoordelijkheid
Constitutionele monarchie
Parlementaire democratie
Koning is onschendbaar 

Slide 4 - Drag question

Koninkrijk met een grondwet
Staat waarin de burger via de Eerste en Tweede Kamer invloed heeft
Constitutionele monarchie
Parlementaire democratie

Slide 5 - Drag question

Censuskiesrecht was het kiesrecht wat de liberalen graag wilden. Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen een groep rijke mannen had kiesrecht

Slide 6 - Quiz

Hoe democratisch vind jij Thorbecke?
0100

Slide 7 - Poll

In 1848 werd de macht in drie stukken opgedeeld . Welke horen bij elkaar?
Wetgevende Macht
Uitvoerende Macht
Rechtsprekende Macht
Regering
Parlement
Alle rechters

Slide 8 - Drag question

Wat kunnen de burgers niet rechtstreeks kiezen?
A
gemeenteraad
B
Provinciale Staten
C
Eerste Kamer
D
Tweede Kamer

Slide 9 - Quiz

I. De vrijheid van meningsuiting is een klassiek grondrecht.
II. Het kiesrecht is een klassiek grondrecht.
A
1 is juist, II is onjuist.
B
I en II zijn beide juist.
C
I is onjuist, II is juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 10 - Quiz

Hoe goed beheers jij 1.1 Een nieuwe grondwet?
0100

Slide 11 - Poll

Wat hoort bij elkaar? Sleep de taken naar de juiste personen
Ministers
Regering
Parlement
Zitten in de regering
Is samen met de regering de baas
Bestuurt het land

Slide 12 - Drag question

Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Wetgevende macht

Slide 13 - Drag question

Minister
Kamerlid
Rechters
Amtenaar
Wetgevende macht
Wetgevende macht
 + uitvoerende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht

Slide 14 - Drag question

Het parlement heeft twee taken.
Eén taak is wetten maken.
Wat is de tweede taak van het parlement?
A
rechtspreken
B
wetten uitvoeren
C
regering controleren
D
de burgers beschermen

Slide 15 - Quiz

Wat is het recht van initiatief?
A
Het parlement (Eerste en Tweede Kamer samen) mag wetsvoorstellen aanpassen.
B
Het parlement mag op initiatief van het kabinet regeren.
C
Het kabinet mag op initiatief van de Tweede Kamer regeren.
D
De Tweede Kamer mag wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer mag dit niet.

Slide 16 - Quiz

Recht van amendement
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
C
Recht om vragen te stellen
D
Geen enkel recht

Slide 17 - Quiz

Twee uitspraken:

I: Het parlement heeft recht van interpellatie. Dit is een voorbeeld van een controlerende macht.

II: Alleen de Eerste Kamer heeft het recht van amendement.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 18 - Quiz

Alleen Eerste Kamer
Alleen Tweede Kamer
1e en 2e Kamer
Recht van Initiatief
Recht van amendement
Recht van interpellatie
Recht van budget
Recht van enquête

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Welk recht hoort bij de omschrijving?
Omschrijving
Recht
Taak
Parlement kan onderzoek laten doen.
Parlement mag de minister om informatie vragen.
Ministers moeten vertellen waar ze belastinggeld aan besteden.
Tweede Kamerleden mogen een wetsvoorstel indienen.
Tweede Kamerleden mogen een wetsvoorstel wijzigen of aanvullen.
Recht van amendement
Recht van initiatief
Recht van interpellatie
Recht van budget
Recht van enquête
Wetgevende taak
Controlerende taak

Slide 23 - Drag question


Over welke kwestie gaat de tekst? 
En over welk onderdeel van de grondwet gaf Willem III toe?
A
de Luxemburgse kwestie de ministeriële verantwoordelijkheid
B
de Luxemburgse kwestie het recht van interpellatie
C
de Sociale kwestie de ministeriële verantwoordelijkheid
D
de Sociale kwestie het recht van interpellatie

Slide 24 - Quiz

Sleep de omschrijving naar het juiste begrip:
Revolutiejaar
Liberaal
Ministriële verantwoordelijkheid
Constitutionele monarchie
Luxemburgse kwestie
Censuskiesrecht
Belasting betalen om te stemmen
Onschendbaarheid van de koning
Koning moet zich ook aan de grondwet houden
Minister is verantwoordelijk voor het handelen van de koning
Thorbecke
1848

Slide 25 - Drag question