3(H)V wk4 26 jan 2021 - Mondeling en hh h-s-w ovt

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Na deze les: 

Weet je (weer) alles over de tegenwoordige tijd & verleden tijd van de werkwoorden hebben/zijn/worden/zullen

Slide 2 - Slide

Wat hebben deze zinnen met elkaar gemeen en om welk hele werkwoord gaat het in het Nederlands en Duits?
  1. Ik had gisteren geen tijd om te koken
  2. Maar we hadden wel erg veel zin in eten
  3. Daarom waren we op zoek gegaan naar een restaurant
  4. Helaas was het restaurant dicht
  5. Gelukkig werd mijn zus toen gebeld door haar vriend
  6. Hij zou voor ons koken!

En schrijf de hele werkwoorden (=infinitief) in het Nederlands en in het Duits in de chat (zonder te sturen)!

Slide 3 - Slide

Wat weet je straks?
  1. Je kunt de juiste vorm vertalen van het Nederlands naar het Duits (bijv. ik had - ich hatte)
  2. Je kunt in een Duitse zin uitvinden of je haben, sein of werden moet gebruiken (bijv. ich _________ in die Stadt gehen, aber die Geschäfte sind geschlossen: antwoord 'würde' = zou) 

Slide 4 - Slide

Haben, sein und werden

Slide 5 - Slide

Schreibt auf!
Schrijf de grammatica van de paarse dia's over in je schrift!

Slide 6 - Slide

haben tt

ich habe = ik heb
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben

volt. dw: (haben) gehabt
haben vt

ich hatte = ik had
du hattest
er/sie/es hatte
wir hatten
ihr hattet
sie/Sie hatten

volt. dw: (haben) gehabt

Slide 7 - Slide

sein tt

ich bin = ik ben
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

volt. dw: (sein) gewesen
sein vt

ich war = ik was
du warst
er/sie/es war
wir waren
ihr wart
sie/Sie waren

volt. dw: (sein) gewesen

Slide 8 - Slide

werden tt = worden

ich werde = ik word 
du wirst = jij wordt 
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden

volt. dw: (sein) geworden
werden vt (worden)

ich wurde = ik werd
du wurdest
er/sie/es wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie/Sie wurden

volt. dw: (sein) geworden



 

Slide 9 - Slide

Als het zullen betekent, staat er altijd
bijv. hij zal kopen

werden tt = zullen


ich werde = ik zal
du wirst = jij zal/zult
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden

volt. dw: geworden
 nog een heel werkwoord in de zin: 


werden vt (zullen)


ich würde = ik zou
du würdest
er/sie/es würde
wir würden
ihr würdet
sie/Sie würden

volt. dw:  geworden

Slide 10 - Slide

Nu je de rijtjes weet , kan je gaan oefenen met

haben
sein
&
werden

Kijk naar de volgende oefeningen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

hij had
zij waren
jullie zouden
ik was
jij zou
zij werd
er hatte
sie wurde
du würdest
sie waren
ich war
ihr würdet
sie würde
ich bin
ich habe

Slide 14 - Drag question

Lees de volgende tekst en beantwoord de vragen.

Slide 15 - Slide

Ga nu je woordjes leren van Kapitel 1 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link