This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land
Slide 1 - Quiz
wat is een volksverzekering?
A
een verzekering die voor iedere inwoner geld
B
verzekering voor mensen van 65+
C
een verzekering voor alleen mensen in loondienst
D
verzekering voor arbeidsongeschikte mensen
Slide 2 - Quiz
Degene die meer kan betalen, moet in verhouding ook meer betalen.
Het naar verhouding gelijker trekken van inkomensverschillen
Alleen de gebruiker betaald voor het product/ de dienst die de overheid levert.
De werkenden staan een gedeelte van hun inkomen af, zodat van dat geld andere mensen geholpen kunnen worden.
Het belastingpercentage neemt toe naarmate het inkomen toeneemt.
Draagkrachtbeginsel
Nivellering
Profijtbeginsel
Solidariteits- beginsel
Slide 3 - Drag question
Nivellering van inkomens betekent dat
A
De werking van het belastingstelsel
B
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding kleiner wordt.
C
Het dichtbij de diagonaal teken van de lorenzcurve
D
Het verschil tussen hoge en lage inkomens in verhouding groter worden.
Slide 4 - Quiz
Wat is GEEN primair inkomen? (KANO!!)
A
belasting
B
huur
C
winst
D
rente
Slide 5 - Quiz
Op de x-as (horizontaal) van de Lorenzcurve staat:
A
inkomen in % van het totaal
B
bevolking in % van het totaal
Slide 6 - Quiz
Wat is de dominante strategie van SuperA?
let op! de getallen in de matrix zijn WINSTgetallen!
A
wel verlagen van de prijzen
B
niet verlagen van de prijzen
Slide 7 - Quiz
Wat is het verschil tussen overdrachtsinkomen en primair inkomen?
A
Primair inkomen wordt verdiend en overdrachtsinkomens zijn uitkeringen waar je niets voor hoeft te doen.
B
Primair inkomen is wat mensen eerst ontvangen en daarna krijgen ze ook een overdrachtsinkomen.
C
Primair inkomen verdien je in het bedrijfsleven en overdrachts-inkomen bij de overheid.
D
Primair inkomen is gelijk aan het BBP en overdrachtsinkomen is een uitkering
Slide 8 - Quiz
Ken je de productiefactoren, de betekenis en de bijbehorende beloning?
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Onder-nemer-
schap
LOON
RENTE
WINST
PACHT
Slide 9 - Drag question
Primair inkomen is
A
besteedbaar inkomen
B
inkomen na belastingaftrek
C
inkomen wat je haalt uit productiefactoren
D
salaris, rente, pacht, huur, winst en uitkering
Slide 10 - Quiz
Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs
Slide 11 - Quiz
Stelling I: Bij een progressief belastingstelsel betaal je procentueel minder belasting als je minder verdient. Stelling II: Een progressief belastingstelsel leidt tot nivellering van inkomens.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 12 - Quiz
Als de buik van de Lorenzcurve groter is dan het jaar ervoor:
A
dan is er sprake van een eerlijke inkomensverdeling
B
dan is er sprake van een oneerlijke inkomensverdeling
C
dan is er sprake van nivellering
D
dan is er sprake van denivellering
Slide 13 - Quiz
Als je geen baan hebt, kun je geen primair inkomen hebben.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?