5H 8.2 Enzymen

1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

                Welkom!
  • Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes.
  • Ga zitten op je stoel
  • Oortjes doe je uit
  • Je jas hang je over je stoel
  • Pak je boek + pen
  • Open je chromebook en log in in LessonUp. 
  • Maak de startopdracht in stilte.
Startopdracht 
Bestudeer in je boek 3 minuten 8.2.
Probeer zoveel mogelijk te onthouden.

Na 3 minuten doe je je boek dicht.
Schrijf zoveel mogelijk op van wat je hebt onthouden.

Vergelijk met je buurman of buurvrouw en vul jouw antwoorden aan. 

timer
5:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

                Welkom!
  • Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes.
  • Ga zitten op je stoel
  • Oortjes doe je uit
  • Je jas hang je over je stoel
  • Pak je boek + pen 
  • Maak de startopdracht alleen en in stilte.
Startopdracht 
Schrijf 3 biotische- en 3 abiotische factoren uit de afbeelding op. 
timer
3:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

   plantaardige cel           vs           dierlijke cel
Wat zijn de verschillen?
Nog even terugblikken...

Slide 4 - Slide

Kunnen beide cellen dissimileren? Aan de hand van welk organel in de cel kan je dit weten?

Kunnen beide assimileren? Aan de hand van welk organel kan je dit weten?

Kunnen beide aan voortgezette assimilatie doen? Anders was alles van suiker gemaakt.
Bepaalt wat er in en uit de cel mag
Vloeistof met veel opgeloste stoffen waar alle organellen in zitten
Bevat chlorofyl (bladgroen) en hier vindt fotosynthese plaats 
Waar ATP gevormd wordt
Bevat alle informatie voor de cel
Gemaakt van cellulose en versterkt de cel
Waar eiwitten worden geproduceerd
Ruimte in de cel gevuld met waterige substansie
celmembraan
chloroplast/ bladgroenkorrels
mitochondriën
ribosoom/RER
kern
vacuole
cytoplasma
celwand

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Stofwisseling in de cel
8.1 Chemie in cellen
8.2 Enzymen
8.3 Fotosynthese
8.4 Voortgezette assimilatie
8.5 Dissimilatie
8.6 Intensiteit van de  stofwisseling

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw en werking van enzymen beschrijven.
  • Je kunt de invloed van milieufactoren op de enzymactiviteit beschrijven.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Enzymen
  • Eiwitmoleculen die een chemische reactie versnellen zonder hierbij zelf verbruikt te worden --> biokatalysatoren
  • Specifiek voor een substraat (sleutel-slot-principe)
  • Gevoelig (temperatuur, pH en concentratie)
  • Namen eindigen vaak op -ase
  • Enzymatische reacties kunnen                                         vaak in twee richtingen verlopen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De invloed van temperatuur op de werking van een enzym
< 10: geen enzymactiviteit


37: optimaal, het snelst

> 45: structuur van de enzymen verandert. 
Beweging van de moleculen is dan te laag)
Bij stijging van de temperatuur neemt de enzymactiviteit toe:
Moleculen gaan sneller  bewegen --> meer botsingen tussen enzymen en substraten --> er ontstaat vaker een enzymsubstraat-complex.
Onomkeerbaar

Slide 10 - Slide

Stijging temperatuur --> enzymactiviteit neemt toe. Doordat de moleculen sneller gaan bewegen bij de stijging van de temperatuur vinden er meer botsingen plaats --> er ontstaat vaker een enzymsubstraat-complex.
Optimumkromme
Enzymen doen hun taak het best bij bepaalde omstandigheden: optimum.

Enzymen hebben een optimumkromme voor temperatuur en PH (zuurgraad).
Dit is niet voor alle enzymen hetzelfde!

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Verschillende enzymen hebben verschillende pH-optima
Hoe meer waterstofionen (H+) hoe zuurder de oplossing. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Wat is het enzym in de afbeelding?
D
D
D
A
Blauw - A
B
Paars - B
C
Rood - C
D
Oranje - D

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewering klopt over de enzymactiviteit bij temperaturen P, Q en R?
A
Bij alle drie de temperaturen is de enzymactiviteit gelijk.
B
Tussen P en Q neemt de activiteit af.
C
Tussen Q en R neemt de activiteit af.
D
Bij R is de enzymactiviteit het hoogst.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 25 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk

Lezen 8.3
Maken opdracht 26 t/m 30 + lijst met dikgedrukte woorden 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions