Woordjes en begrippen leren

Woordjes leren
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordjes leren

Slide 1 - Slide

Maar eerst.....................................!
  1. Open magister .
  2. noteer de toetsen in de plan-agenda
  3. volgende week formatief s.o. 1e les van de week: lesson 4&5
  4. na de herfstvakantie: kijk-en luistertoets - hiervoor hoef je niet te leren, maar wel veel naar Engels te luisteren :) dat doen we al vaak in de lessen 2e les van de week: proefwerk unit 1: alle grammatica en alle woorden 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen van deze les 
  1. Je weet welke 5 manieren om woordjes en begrippen leren er zijn;
  2. Je weet dat je woorden en begrippen op verschillende manieren moet leren;
  3. Je weet dat je woordjes en begrippen in blokken moet leren en vaak moet herhalen.

Slide 3 - Slide

Lessenserie 'Leren leren'

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Leerpiramide van Bales

Slide 6 - Slide

Hoe kun je het best woordjes leren?


Kijk naar het volgende filmpjes met tips. Straks wil ik dat je van de 6 tips die in het filmpje worden gegeven er tenminste 3 kan opschrijven.

Slide 7 - Slide

Noem minimaal 3 tips uit de video Woordjes leren

Slide 8 - Open question

Tips voor het leren van woordjes
  1. Hardop lezen
  2. Woordjesprogramma's (WRTS, Wozzol, woordjesleren.nl, Quizlet)
  3. Hand op de woordjes
  4. Flitskaartjes
  5. Maak woorden visueel
  6. Mindmap

Slide 9 - Slide

Tips voor het leren van woordjes
  1. Overhoor jezelf
  2. varieer in oefenen
  3. gebruik ezelsbruggetjes
  4. verbind het woord aan een locatie
  5. Houd je eigen woordenlijst bij met moeilijke woorden die je regelmatig doorneemt

Slide 10 - Slide

grammar used to p.49
je gebruikt used to om te verwijzen naar gewoontes en situaties in het verleden. In het Nederlands zeg je dan vaak  'Vroéger ...

Slide 11 - Slide

used to ... p. 49 All right
Je kunt used to gebruiken om te praten over iets dat vroeger zo was, maar nu niet meer. Je kunt didn't use to gebruiken voor iets wat vroeger niet zo was, maar nu wel. Gebruik used to/ didn't use to
let op: bij ontkenningen en vragen gebrui jke use to (-zonder d!)

Slide 12 - Slide

Grammar Conjunctions p.49
Conjunctions zijn voegwoorden. Ze werken als lijm tussen twee zinsdelen. Je kunt zeggen I like to read. My brother loves to write. Maar je kunt ook zeggen: I like to read and my brother likes to write.

Slide 13 - Slide

maken 1.5:  p.31
ex. 1 t/m 11
daarna mag je een keuze maken:
welke methode ga je gebruiken om de woordjes van lesson 4&5 van Unit 1 te gaan leren voor de formatieve s.o. volgende week?

Slide 14 - Slide

lees en leer de woordjes van lesson 4&5
1 kies de methode die je wil uitproberen met leren

Slide 15 - Slide

Welke manier ga je
gebruiken om woordjes
te leren?

Slide 16 - Mind map