U3 les 3 - 06 février

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Lundi 06 février

Les objectifs pour aujourd'hui :

- Jij kunt een regelmatig werkwoord op -er vervoegen;

- Jij kunt werkwoorden uit U3, Apprendre 2 begrijpen en vertallen.

Objectif numéro 1

Jij kunt een regelmatig werkwoord op -er vervoegen.

Werkwoord op -er vervoegen in 3 stappen

Stap 1:Schrijf de pvnw op	Stap 2: -er eraf (= stam)	Stap 3: uitgang erbij	Vertaling
je, tu, il, elle etc.	donn	je donn e	ik geef
		tu donn es	jij geeft
		il/elle/on donn e	hij/zij geeft / wij geven
		nous donn ons	wij geven
		vous donn ez	u geeft / jullie geven
		ils/elles donn ent	zij geven

Wat zijn de stappen om een werkwoord op -er te vervoegen?

Vertaal: "jullie kijken naar"

Vertaal: hij woont in een huis

Omar .... au football

1. jouons
2. joue
3. joues
4. jouent

Zelfstandig werken

Exercices (alle opdrachten) 8A, 8B et 8C, pages 91 et 92. Pas op: opdracht 8A, 3, pagina 91: vertaal in plaats van luisteer.

Klaar? Maak zinnen (exercice 8D)

Plus opdracht: https://www.lepointdufle.net/ressources_fle/present_1er_groupe.htm

Exercice 8A, page 91

• 8A, 1: Houd jij van jouw klas?
• 8A, 2: Ik kijk naar mijn agenda
• 8A, 3: je joue = ik spel
• elle aime = ze houdt van
• tu habites = jij woont
• il prépare = hij maakt klaar
• nous dansons = wij dansen

Exercice 8A, page 91

•  vous téléphonez = jullie bellen
• ils regardent = zij kijken naar
• on organise = men organiseert
• elle parle = zij spreekt

Exercice 8A, 4, page 91

• je joue 
• elle aime 
• tu habites 
• il prépare 
• nous dansons
• vous téléphonez 
• ils regardent 
• on organise
• elle parle 

Exercice 8A, 5 et 6, page 91

• Jij hoort het niet
• tu aimes 
• nous terminons
• ils détestent
• je commence
• il travaille
• vous protestez

Exercice 8A, 6, page 91

• je regarde
•  on présente
• tu invites

Exercice 8B, pages 91 et 92

• 1/ Je regarde
• 2/ On invite
• 3/ Nous adorons 
• 4/ Romain (il) prépare
• 5/ Elles habitent
• Tu travailles

Exercice 8C, page 92

• tu joues
• vous écoutez
• nous habitons
• Est-ce que Maura et Charly mangent un hamburger ?
• j'aime
• on regarde 

Maak een hele zin met het werkwoord "regarder". Gebruik "je".

Maak een hele zin met het werkwoord "parler". Gebruik "tu".

Wat heb jij vandaag geleerd?