Samenvatting H1

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Burgerschap

Hoofdstuk 1: Wat is jouw identiteit?

Let's go!

H1.1

Wie ben ik?

Identiteit en eigenschappen

Identiteit wordt gevormd door hoe jij jezelf ziet en door hoe anderen jou zien. -> is eigenlijk een optelsom van verschillende eigenschappen

- Nederlander, Turk, Pool, Rotterdammer, Hagenees

- rood haar, donkere huidskleur

- rustig, druk, vrolijk

Rollen en groepen

Iedereen behoort tot verschillende groepen -> sportclub, familie, gezin, klas of werk.

In iedere groep heeft iedereen een bepaalde rol:

groep                                                                 rol

voetbalclub                                                     middenvelder

gezin                                                                   zoon

klas/werk                                                          leerling/medewerker

H1.2

Waar hoor ik bij?

Cultuur en subcultuur

Cultuur = een groep mensen die dezelfde eigenschappen deelt.

Nederlandse, Tunesische en Amerikaanse cultuur. 

Binnen een cultuur bestaan verschillende subculturen

> een afwijkende cultuur binnen de cultuur van de meerderheid

Voorbeelden zijn: gamers, rappers, skaters

Waarde en norm

Norm: regels over hoe je je normaal moet gedragen.  (je wacht tot je aan de beurt bent, je groet elkaar)

Waarde: opvattingen die mensen delen over wat waar en goed is. Een waarde geeft aan wat jij belangrijk vindt (iedereen is gelijk, je toont respect)

Symbolen en gebruiken

Symbool: alle voorwerpen en tekens met een betekenis die naar de cultuur verwijzen (de vlag van een land, standbeeld voor een beroemd persoon)

Gebruik: bijzondere gebeurtenissen die op een vaste manier uitgevoerd worden (Koningsdag, cadeau geven aan iemand die jarig is)

H1.3

Wat vind ik normaal?

Geschreven regels

Regels die ergens letterlijk in staan

je mag niet stelen, je mag niet discrimineren

(bijv. wet, schoolgids, contracten)

Ongeschreven regels

Regels over hoe mensen zich op een normale manier moeten gedragen, maar deze regels staan nergens in

niet voordringen, opstaan voor mindervaliden

(staan niet in de wet)

H1.4

Hoe ga ik om met verschillen?

Acceptatie

Je vindt iemand goed zoals hij of zij is. De ander hoort er helemaal bij, ook al zijn er verschillen.

Vb: Aya uit Syrië heeft al snel vriendinnen gemaakt op haar nieuwe school in Nederland.

Tolerantie

Je respecteert de verschillen en laat iemand in zijn waarde. Je vindt het goed dat je beiden tot een andere groep hoort en je doet je best om samen te leven.

Vb: Mohamed is moslim. Zijn klasgenoot Avram is Joods. Ze kunnen prima na school samenwerken aan een project.

Uitsluiting

Je accepteert de verschillen tussen jou en de ander niet. Je ziet de ander als buitenstaander, als iemand die er niet bij hoort.

Vb: Olivia wil geen vrienden met Nova zijn, omdat Nova op vrouwen valt.

Discriminatie

Een persoon of een groep mensen wordt ongelijk behandeld.

Ze worden anders behandeld door een verschil in afkomst, sekse, religie, leeftijd of seksuele voorkeur. 

Volgende week 

donderdag 13 oktober

Toets H1