3.4 de regering

3.4 de regering
- terugblik: 3.3
- Wat doet de regering?
- Opdracht coalitie vorme
1 / 12
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.4 de regering
- terugblik: 3.3
- Wat doet de regering?
- Opdracht coalitie vorme

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Terugblik opdracht: koppel de juiste uitleg aan de stroming. Gebruik eventueel blz. 66 in je boek
Links
midden
rechts
Christelijke partijen
Willen zo weinig mogelijk regels
Willen de zwakkeren
helpen

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

Wie bestuurt Nederland?
De koning en alle ministers.

Regering
Kabinet
Het dagelijks bestuur van ons land. Het bestaat uit ministers en staatssecretarissen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wie komen er in de regering?
De grootste partij zoekt na de verkiezingen partijen die met hen willen samenwerken.
Samen hebben ze een meerderheid nodig.
Zijn ze het eens? Dan schrijven ze een regeerakkoord. Daarna vormen ze samen de regeringspartijen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Het verschil tussen kabinet en regering
A
De regering is met koning
B
Kabinet heeft geen ministers

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Slide 6 - Link

This item has no instructions

Waarom wordt het lastig een regering te formeren?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Minister- president
De minister-president (ook wel premier genoemd) is de leider van het kabinet.
Hij is de belangrijkste minister en is de voorzitter als de ministerraad  op vrijdag vergadert. Ze maken dan plannen en wetsvoorstellen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Ministerraad
Eerste kamer
Tweede kamer

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Wat doet de koning?
De koning is het staatshoofd. Hij is lid van de regering, maar heeft vrijwel geen macht. Zijn taken zijn:
  • Een handtekening zetten onder alle wetten.
  • De troonrede voorlezen op Prinsjesdag.
  • Overleg voeren met de minister-president.
  • Ons land vertegenwoordigen in het buitenland.
  • Ministers en staatssecretarissen beëdigen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Werkboek
Maken opdrachten 3.4

Slide 12 - Slide

Alleen wanneer tijd over!