This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 1 min
Items in this lesson
2kb spelling 222 223
Slide 1 - Slide
Deze les gaat over het gebruiken van de komma.
wanneer gebruik je een ,?
gebruik nummer 1
In een zin met 2 persoonsvormen.
voorbeeld: Als je loopt, duurt het langer.
Slide 2 - Slide
Maak zelf een zin met 2 persoonsvormen. Tip: begin je zin met "Als".
Slide 3 - Open question
Nog een regel waar je een komma moet gebruiken.
Tussen de delen van een opsomming.
Dus in plaats van:
Hij kocht auto's en wielen en
knalpijpen en een ijsje.
Hij kocht auto's, wielen, knalpijpen en een ijsje.
LET OP: het laatste deel van de opsomming gebruik je
wel "en".
Slide 4 - Slide
Maak een zin met een opsomming, minstens 4 dingen noemen.
Slide 5 - Open question
Ook VOOR een voegwoord gebruik je een komma.
Voorbeeld:
Hij rijdt vaak met de motor, omdat hij graag tussen de file doorrijdt.
Slide 6 - Slide
Voorbeelden van voegwoorden zijn:
dat, terwijl, om, omdat, doordat, zodat, zodra, als, toen. hoewel, tenzij, en, maar, want en of.
Dit is dus een opsomming van voegwoorden!
Slide 7 - Slide
Nu jij: Maak een zin met een voegwoord van de vorige slide.
Slide 8 - Open question
Optie A : er zijn 2 persoonsvormen optie B : er staat een voegwoord optie C : er staat een opsomming De monteur pakt een baco, een hamer en een tang.
A
Slide 9 - Quiz
optie A : 2 persoonsvormen optie B : een voegwoord in de zin optie C : een opsomming in de zin. De rij-instructeur remt hard, want er komt een auto van rechts.
A
Slide 10 - Quiz
Plaats een komma in deze zin. We eindigen met eten drinken en gezelligheid.
Slide 11 - Open question
Plaats een komma in deze zin. We eindigen met eten drinken en gezelligheid. Wat is de reden voor de komma?
A
er staan 2 persoonsvormen inde zin
B
er staat een voegwoord in de zin
C
er staat een opsomming in de zin
Slide 12 - Quiz
Maak de zin goed: gebruik 2 hoofdletters, één komma en een punt. in oostenrijk lopen mensen vaak graag en ver
Slide 13 - Open question
We maken nu met elkaar opdracht 3 op blz. 223
van het lesboek.
Het is een kwestie van goed en actief lezen.
Daarna maken jullie zelfstandig opdracht 1 en 2 op blz. 222 en als laatste opdracht 4 op blz. 223