2024 week 3 les 1 en 2

Je vois.....

Iedereen maakt in zijn hoofd meerdere zinnen in het Frans

Iedereen komt aan de beurt.

Jouw zin al geweest?
Maak de zin langer
petit, grand, et, kleur, getal


1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Je vois.....

Iedereen maakt in zijn hoofd meerdere zinnen in het Frans

Iedereen komt aan de beurt.

Jouw zin al geweest?
Maak de zin langer
petit, grand, et, kleur, getal


Slide 1 - Slide

  • Les devoirs
  • Toets inkijken
  • La grammaire
Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geleerd van mijn fouten in de toets
  • kan ik het werkwoord 'aller' vervoegen in de tegenwoordige tijd en het toepassen in zinnen

Slide 2 - Slide

Les devoirs
leren: apprendre 2

Je krijgt zo een paar korte zinnen die gaan over de woorden in de woordenlijst. Probeer ze zo goed mogelijk te vertalen.

Slide 3 - Slide

Schrijf de juiste vertalingen op
Il faut monter l´escalier
J'habite dans un appartement au-dessus d'un supermarché
De winkel is open
Het is jammer
Ik zoek het strand

Slide 4 - Slide

Bespreek je antwoorden met je buur

Verbeter elkaar

Maak de zinnen eventueel compleet

Slide 5 - Slide

Antwoorden
Je moet de trap naar boven gaan.
Ik woon in een appartement boven de supermarkt
Le magasin est ouvert
C´est dommage
Je cherche la plage

Slide 6 - Slide

SO luistervaardigheid
B1D en B1F - maandag  12 febr
V1B - woensdag 14 febr


Leren
Alle apprendres (FR-NL)






Slide 7 - Slide

Mes devoirs
donderdag 25 jan (B1D, B1F) / vrijdag 26 jan (V1B): 
leren: apprendre 3 blz 134
Herhalen werkwoorden avoir en être (kijk achterin boek, blz 149)

Slide 8 - Slide

Mes devoirs
Maandag 29 jan (V1B)
leren: apprendre 4 en 6 blz 134/135
maken: exercices 9, 10 blz 120 en  17 blz 127

Slide 9 - Slide

Inkijken toets
Bedenk voor jezelf een leerpunt voor de volgende toets

Schrijf je leerpunt op de achterkant van de toets

Slide 10 - Slide

Welke werkwoorden hebben we geleerd?
zijn
hebben
regelmatige ww -er

Slide 11 - Slide

Le verbe ALLER
Blz 118
Wat betekenen de twee zinnen bij exercice 8A?

Slide 12 - Slide

Let op! blz 118
Futur proche (wat binnenkort gaat gebeuren)

Demain, je vais jouer de la guitare
Cet après midi, nous allons regarder la télé


Vorm van werkwoord aller + hele werkwoord

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Ils/elles sont - zij zijn
ils / elles ont - zij hebben
ils/ elles vont - zij gaan

Slide 15 - Slide




tu es - jij bent
tu as - jij hebt
tu vas - jij gaat

il a - hij heeft
il va - hij gaat




nous avons - wij hebben
nous allons - wij gaan

vous avez - jullie hebben
vous allez - jullie gaan

Slide 16 - Slide

Hoe nooit meer vergeten?
Door er veel mee te oefenen

Door de rijtjes goed uit je hoofd te leren!

Slide 17 - Slide

Exercice 8A3
Welke vorm van 'aller' hoor je?

Slide 18 - Slide

Les devoirs: au travail
Maken 8b, 8c, 8e



Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

  • Les devoirs
  • La grammaire
  • écouter
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik het werkwoord 'aller' vervoegen in de tegenwoordige tijd en het toepassen in zinnen
  • heb ik geoefend met luisteren in het Frans

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

aller
=
  gaan



Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 24 - Drag question

  Zet de vervoegingen van het werkwoord 'aller' in de goede volgorde.
aller
Il, elle, on va
Nous allons
Tu vas
Vous allez
Ils vont
Je vais

Slide 25 - Drag question

Vul de goede vorm van 'aller' in:
je ...
A
vais
B
vas
C
va

Slide 26 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
on ...
A
vas
B
va
C
allons
D
allez

Slide 27 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
vous ...
A
allons
B
allez
C
aller
D
vont

Slide 28 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Marie
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 29 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Les amis ...
A
va
B
allons
C
vont
D
allez

Slide 30 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
nous ...
A
allons
B
allez
C
vont
D
aller

Slide 31 - Quiz

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Let op!
il = hij en elle = zij 

Wanneer er op de plek van het onderwerp 1 naam of een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud staat kun je deze vervangen door il/elle:

Monique va ...
Lucas va ...
Ma soeur va ...

Slide 32 - Slide

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Let op!
ils/elles = zij (meervoud)

Wanneer er op de plek van het onderwerp meerdere namen of een zelfstandignaamwoord in het meervoud staat kun je deze vervangen door ils/elles:

Monique et Lucas vont ... 
Les frères vont ...

Slide 33 - Slide

Nakijken
Maken 8b, 8c, 8e

Klaar? Kijk voor een extra opdracht in Classroom. Leer zo de kleuren en de dagen van de week.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Wat betekent ´indiquer le chemin´?
A
de weg vragen
B
de weg wijzen

Slide 36 - Quiz

Vertaal:
linksaf

A
à gauche
B
à droite
C
sur votre gauche
D
sur votre droite

Slide 37 - Quiz

Vertaal:
Neem de tweede straat rechts
A
Prenez la deuxième rue à droite
B
Prenez la troisième rue à droite
C
Prenez la deuxième rue à gauche

Slide 38 - Quiz

Hoe zeg je dat iemand de eerste straat links moet nemen?
A
Vous allez tout droit
B
Vous prenez la première rue à droite
C
Vous tournez à gauche
D
Vous prenez la première rue à gauche

Slide 39 - Quiz

Schrijf in je schrift

Slide 40 - Slide

Blooket

Slide 41 - Slide

Les devoirs: au travail
Maandag 29 (B1D, B1F) /woensdag 31 jan (V1B)
maken: exercices 9, 10 blz 120 en  17 blz 127
leren: apprendre 4 en 6 blz 134/135

Slide 42 - Slide