What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3T Relative clauses Unit 2 Lesson 5
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
What are we going to do today?
- Unit 2 Lesson 5
- Relative Pronouns
p.94 - 98
Slide 2 - Slide
Unit 2 - Lesson 5
We gaan praten over relative clauses.
Slide 3 - Slide
What is a relative clause?
Een betrekkelijke bijzin.
Deze gebruik je als je extra info over iets of iemand wilt geven.
Bijvoorbeeld:
Die laptop,
die op tafel staat
, is van de docent.
Slide 4 - Slide
Relative pronouns
Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
Verbinden twee zinsdelen aan elkaar
Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.
relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun
Slide 5 - Slide
RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)
Slide 6 - Slide
Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses:
extra informatie
Staan in het midden/einde van de zin
Begint en eindigt met een komma
Je mag GEEN "
that
" in plaats van "
which
"gebruiken
The Times,
which is published in London,
is a daily newspaper.
The Times is a daily newspaper.
Slide 7 - Slide
Defining relative clauses
Defining relative clauses:
onmisbare informatie
Staan in het midden/einde van de zin
Je gebruikt geen komma's!
He is the doctor
who helped my grandmother.
This is the airport
where I lost my bag.
Slide 8 - Slide
RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een comma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)
Slide 9 - Slide
Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that
C
who, whose, whom
D
which, who
Slide 10 - Quiz
Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
The officer, about....... you told me , was nice
A
who, that
B
who, that
C
whom,
D
which, that
Slide 11 - Quiz
We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who
Slide 12 - Quiz
This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 13 - Quiz
The phone, ...
has a two-year guarantee, cost $2000.
A
who
B
which
C
that
D
whose
Slide 14 - Quiz
He is the doctor ...
advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom
Slide 15 - Quiz
The people ...
were stopped at the door were not old enough to be in the club.
A
whose
B
which
C
that
D
whom
Slide 16 - Quiz
Questions?
Slide 17 - Mind map
engelsklaslokaal.nl
Slide 18 - Link
I can correctly use relative pronouns
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 19 - Poll
All Right p. 98/99
Do exc. 5 & 6
Slide 20 - Slide
More lessons like this
Relative clauses
May 2022
- Lesson with
18 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Theme 4 Grammar Relative clauses (3gt boek)
December 2022
- Lesson with
20 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
3GT Relative pronouns
June 2022
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
3T Relative clauses Theme 4E
March 2024
- Lesson with
21 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
3M week 49 les één (online)
December 2020
- Lesson with
25 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Relative clauses EMC edition
April 2024
- Lesson with
22 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Theme 4 Grammar Relative clauses (3gt boek)
March 2022
- Lesson with
18 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Relative pronouns
May 2022
- Lesson with
32 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2,3