Meervoud.ivb

Lesdoel
Na deze les begrijp ik ''hij - het - zij'' en de regels van het meervoud. 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoel
Na deze les begrijp ik ''hij - het - zij'' en de regels van het meervoud. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

even oefenen......
is het hij , het of zij? 

Slide 3 - Slide

de poes kijkt

Slide 4 - Open question

het huis is mooi

Slide 5 - Open question

mijn moeder loopt

Slide 6 - Open question

het hondje zit op het gras

Slide 7 - Open question

de docent geeft les

Slide 8 - Open question

de kinderen spelen

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Even oefenen........

Slide 11 - Slide

man
A
maanen
B
mannen
C
manen
D
mans

Slide 12 - Quiz

rok
A
roks
B
rokken
C
roken
D
rookken

Slide 13 - Quiz

bus
A
bussen
B
busen
C
buzen
D
buses

Slide 14 - Quiz

let op:    s - z 

bus eindigt op een s: waarom dan niet buzen?
alleen bij een dubbele klinker  : aa - ee-  uu-  ui - eu , gevolgd door 1 medeklinker wordt het een z. 
kaas - kazen  , huis - huizen 
bij 1 klinker wordt het ss:  lus - lussen

Slide 15 - Slide

uitzonderingen (niet volgens de regels)

 uit je hoofd leren (blz. 33)

Slide 16 - Slide

poes
A
poesen
B
poezen
C
poese
D
poesssss

Slide 17 - Quiz

fiets
A
fietssen
B
fietses
C
fiets
D
fietsen

Slide 18 - Quiz

oog
A
oogen
B
ogen
C
ooges
D
oogs

Slide 19 - Quiz

boot
A
booten
B
boots
C
boten
D
botten

Slide 20 - Quiz

druif
A
druifs
B
druiven
C
druifen
D
druiffen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

varken

Slide 24 - Slide

varken

Slide 25 - Slide

varken
varkens

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

lepel

Slide 28 - Slide

lepel

Slide 29 - Slide

lepel
lepels

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

auto

Slide 32 - Slide

auto

Slide 33 - Slide

auto
auto's

Slide 34 - Slide

wat is het meervoud van taxi?
A
taxies
B
taxi's
C
taxsien
D
taxien

Slide 35 - Quiz

wat is het meervoud van paraplu?
A
parapluen
B
parapluus
C
paraplu's
D
paraplus'

Slide 36 - Quiz