Molecuulformules opstellen
1. Uit welke atoomsoorten bestaat de stof? (symbool, letter)
2. Hoeveel atomen zijn er van ieder soort aanwezig?
3. Plak de symbolen met de indexen achter elkaar.
Bv. water
1. H (waterstof) en O (zuurstof)
2. 2 H-atomen, 1 O-atoom => H2 en O
3. H2O