Les hv1b 29 mei tweede uur

Welkom terug!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom terug!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Na de les...
-  Weet je het verschil tussen een samenstelling en een afleiding;
- Weet je wat een basiszin is
- Kun je het meewerkend voorwerp benoemen

Slide 2 - Slide

Programma
Opdracht 24 en 27 afmaken
Bespreken  helft opdr. 24 en 27
Zelf rest nakijken
Grammatica: opdr. 6 instructie 
Gramm. uitleg basiszin
Instructie opdr. 7
Hh. werkwoordsvormen
Huiswerk: opdr.  6 t/m  10, p. 226 t/m p. 229

Slide 3 - Slide

Oefenen
Wat? afmaken opdr. 24 en 27, p. 290
Tijd? max. 10 min
Klaar?  Maak vast opdr. 6 op p. 227

Slide 4 - Slide

Bespreken 24 en 27
Ik noem je naam, geef antwoord met microfoon.
Geen microfoon? Dan typen
Kijk nu zelf verder na op volgende sheet

Slide 5 - Slide

Opdr. 24
Samenstelling:
spiegel-beeld
dag-droom
suiker-biet
post-kaart
graan-cirkel
stamp-pot

Afleiding:
mislukking
specialisme
dramatisch
reorganiseren
subtropisch
jammerlijk
inventarisatie
desinfecteren

Slide 6 - Slide

Opdracht 27
1 die
2 ze
3 dat
4 dat
5 die

6 dat
7 ze of zij
8 haar
9 dat
10 ze

Slide 7 - Slide

Instructie opdr. 6, p. 227
wwg: alle werkwoorden in de zin
ow: wie of wat? + wwg
lv: wie of wat + ow + wwg
mv: aan of voor wie of wat? (iemand ONTVANGT iets)
bwb: informatie over tijd, plaats, hoeveelheid etc.

Slide 8 - Slide

Uitleg basiszin
Bij een werkwoord hoort altijd een onderwerp. Altijd minstens 2 delen.:
iets of iemand = ow
wat er gebeurt in de zin = werkwoord.
Voorbeeld: ik loop.
Sommige werkwoorden hebben ook een lijdend voorwerp en/ of meewerkend voorwerp nodig. 



Slide 9 - Slide

Uitleg basiszin deel 2
Probeer het werkwoord voor je te zien.
Voorbeeld: geven




IEMAND geeft IEMAND IETS: 4 delen

Slide 10 - Slide

Uitleg basiszin deel 3
Probeer het werkwoord voor je te zien.
Voorbeeld: lopen




IEMAND loopt.  2 delen

Slide 11 - Slide

Uitleg basiszin deel 4
Probeer het werkwoord voor je te zien.
Voorbeeld: klappen




Hoeveel delen?

Slide 12 - Slide

Instructie opdr. 7
stap 1: probeer het werkwoord voor je te zien.
altijd: IEMAND *ww*, maar is er nog een IEMAND en IETS nodig?
Tip: bij gunnen heb ik nog twee delen nodig..
Stap 2: maak een basiszin met de delen die dat werkwoord op zijn minst nodig heeft. 
Stap 3: bijwoordelijke bepalingen, info over tijd, plaats etc.

Slide 13 - Slide

Hh. werkwoordsvormen
Nodig bij opdr. 8
Welke werkwoordsvormen waren er? 
Tip: er zijn er drie, eentje is het hele werkwoord...

Slide 14 - Slide

Tip
Maak het huiswerk vanmiddag nog.
Voordeel 1: het zit nog vers in je geheugen.
Voordeel 2: ik ben vandaag regelmatig online voor vragen

Slide 15 - Slide