ZELFKENNIS 4: Neerslag

ZELFKENNIS 3: Neerslag
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

ZELFKENNIS 3: Neerslag

Slide 1 - Slide

ZELFKENNIS 3: Neerslag
Neerslag

Slide 2 - Slide

1. In welke vorm neerslag valt, hangt af van ....
A
temperatuur
B
hoeveelheid bewolking

Slide 3 - Quiz

2. Als de temperatuur tijdens het vallen van de neerslag steeds onder het vriespunt is, krijg je .....
A
sneeuw
B
regen

Slide 4 - Quiz

3. Je ziet een regenboog als het licht van de zon wordt gebroken door een waterdruppel.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

4. Met welke soort regen heb je te maken bij een bui in de buurt van bergen?
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen

Slide 6 - Quiz

5. Wat is op meteorologisch gebied een 'front'?
A
Het punt waar warme en koude lucht elkaar raken
B
Een regenbui hoog in de bergen.

Slide 7 - Quiz

ZELFKENNIS 3: Neerslag
Neerslag hoeveelheid

Slide 8 - Slide

1. In Nederland regent het meer dagen wel dan niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

2. Gemiddeld over het land valt er per dag iets meer dan 2 mm regen.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

3. In de zomermaanden regent het vaker dan in de andere maanden.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

4. Als het in de zomermaanden regent, regent het vaak harder dan in de andere maanden.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

5. In april valt gemiddeld minder dan 1 mm regen per dag.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

6. Welke soort regen komt in de bergen?
A
Frontale regen
B
Stijgingsregen
C
Stuwingsregen

Slide 14 - Quiz

7. Welke soort regen komt vooral voor in de warme gebieden?
A
Frontale regen
B
Stijgingsregen
C
Stuwingsregen

Slide 15 - Quiz

8. Welke soort regen komt vooral voor in de West Europa?
A
Frontale regen
B
Stijgingsregen
C
Stuwingsregen

Slide 16 - Quiz

9. Het regent in Nederland ongeveer 130 dagen per jaar en de andere dagen is het droog.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

10. Het is in Nederland ongeveer 130 dagen per jaar droog en de andere dagen regent het.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

11. Hoe ontstaat regen?
A
Door faseovergangen van water.
B
Door de draaiing van de aarde.
C
Door de overgang van nacht naar dag.

Slide 19 - Quiz

EINDE

Slide 20 - Slide