P4_N3_Unit 8.2

Unit 8.2 
Present simple and Present continuous
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Unit 8.2 
Present simple and Present continuous

Slide 1 - Slide

Today's Plan
Lesson goal - Recap grammar + example test - What do you already know about today's grammar ? - Grammar - Energizer - Exercises: Pick one - Recap - End of lesson

Slide 2 - Slide

Learning objective
Aan het eind van de les, Je begrijpt de present simple en present continuous en weet wanneer je het gebruikt

Slide 3 - Slide

Wat is de functie van adjectives en adverbs in een zin?

Slide 4 - Open question

Adjectives and Adverbs
It tastes...
A
good
B
well

Slide 5 - Quiz

Adjectives and adverbs
She skates...
A
fastly
B
fast

Slide 6 - Quiz

Adjectives and adverbs
They make .... bread.
A
deliciously
B
delicious

Slide 7 - Quiz

Hoe komt het op de toets?
1. If you look _____ , you can see my face in the back of the picture. (close)

Slide 8 - Slide

Wat weet je al over de present simple en present continuous?

Slide 9 - Mind map

present simple
De present simple is 1 werkwoord. Voorbeeld: I live. Bij he / she / it met -s > He / She / It lives.
De present simple wordt gebruikt in de volgende situaties.
1. Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt. 
2. Als het een feit is. 
3. Als er sprake is van een vaste tijden: aankomst / vertrek / opening / sluiting / aanvang enz.

Slide 10 - Slide

present continuous
Present continuous is to be + werkwoord + -ing. Voorbeeld: She is running. They are laughing.
De present continuous wordt gebruikt in deze situaties:
1. Iets is nu bezig of aan de gang (en van korte duur)
2. Als je irritatie wilt aangeven. Je gebruikt de present continuous dan met woorden als 'always' en 'constantly'. 

Slide 11 - Slide

I ______ (to eat) breakfast every day.

Slide 12 - Open question

The supermarket ______ (closes / is closing) at 6 p.m. today.

Slide 13 - Open question

Present simple or Present continuous
The students ____ (talk) when the teacher ___ (arrive)
A
are talking / arrives
B
talking / is arriving
C
were talking / arrived
D
is talking / arrive

Slide 14 - Quiz

Hoe komt het op de toets?
Complete the sentences, using the correct form of the present simple or present continuous.
1. My mum _____ (always - to give) the most amazing presents.

Slide 15 - Slide

Pick an assignment (20 min.)
1. Worksheet 
2. 8.2 Opinions - exercise 1, 2, 3, 4, and 6
3. Write a short story (100-150 words) about your daily routine using the present simple & present continuous.

Slide 16 - Slide

Heb je het leerdoel voor vandaag behaald?
"Je begrijpt de present simple en present continuous en weet wanneer je het gebruikt"
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll