De present simple is 1 werkwoord. Voorbeeld: I live. Bij he / she / it met -s > He / She / It lives.
De present simple wordt gebruikt in de volgende situaties.
1. Als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Als het een feit is.
3. Als er sprake is van een vaste tijden: aankomst / vertrek / opening / sluiting / aanvang enz.