Kapitel 2 Lektion 3A

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

• Setzt euch bitte (ga zitten)
• Handy zu Hause/Schließfach
• Schulsachen auf dem Tisch (Buch + Heft + Laptop)
• Laptop geschlossen
• Rucksack auf dem Boden

Was machen wir heute?

- Hausaufgaben 5

- Vokabeln üben 10

- Rückblick und Wiederholung 5

- Nachrichten / Aktualität 20

- evaluieren 5

Kapitel 2 : Stuttgart

Stuttgart, Tiere, Natur & Umwelt

Am Ende dieser Stunde:

- ken ik de betekenis van de woorden van Lernbox Lektion 1+2

- kan ik de werkwoorden mögen en sollen vervoegen

- ik kan de belangrijkste punten uit een nieuwsbericht begrijpen

Vokabeln üben

1. Leer de woorden van Lernbox 1+2 DU-NL S. 106 (tijd: 3 minuten)

2. Boeken dicht.

2. Iedereen gaat staan. Antwoord goed? Zitten.

4. Als iedereen na 3 minuten zit, heeft de klas gewonnen!

sollen (moeten)

Sie sollen

ich soll

wir sollen

du sollst

ihr sollt

er soll

sie sollen

ik moet

jij moet

hij moet

wij moeten

jullie moeten

zij moeten

u moet

Modalverb

sollen = moeten 

soll

sollst

soll

sollen

sollt

sollen

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

solle

sollet

 mögen = houden van

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

mag

magst

mag

mögen

mögt

mögen

möge

mögst

Er ......keine Pizza.

1. möge
2. mage
3. mag
4. mögt

Du ......gesund essen.

1. soll
2. solst
3. sollst
4. sollest

......du Spaghetti?

1. mögst
2. möge
3. magst
4. mögest

Die Nachrichten vom Sonntag, den 10. November 2024

1. Die Menschen in Spanien sind 'sauer'. Wat betekent 'sauer'?

2. Wat is het Duitse woord voor 'overstroming'?

3. Hoeveel mensen zijn door het natuurgeweld overleden? Schrijf dit getal in letters.

4. Wat willen de mensen met hun demonstraties bereiken?

5. Wat is een 'Müllkippe'?

6. Waarom mogen mensen nu niet op straat koken of eten?

7. Waarom zijn de verkiezingen in Amerika zo belangrijk voor andere landen?

8. Über zwei Monate sind sie auf offenem ...........( dit woord betekent:  ...................)

9. Ich.......(vind leuk) vor allem die Schönheit der Greifvögel. (vul het goede modale werkwoord in)

10. Jedes Kind hat einen eigenen Vogel, auf den es aufpassen..........(mag). (vul het goede modale werkwoord in)

11. Jozef und Diana .........(willen) später einen Beruf erlernen, der etwas mit Tieren zu tun hat.

12. Schrijf 4 Duitse woorden op die met het weer te maken hebben.

Die Nachrichten vom Sonntag, den 10. November 2024

1. Die Menschen in Spanien sind 'sauer'. Wat betekent 'sauer'?

2. Wat is het Duitse woord voor 'overstroming'?

3. Hoeveel mensen zijn door het natuurgeweld overleden? Schrijf dit getal in letters.

4. Wat willen de mensen met hun demonstraties bereiken?

5. Wat is een 'Müllkippe'?

6. Waarom mogen mensen nu niet op straat koken of eten?

7. Waarom zijn de verkiezingen in Amerika zo belangrijk voor andere landen?

8. Über zwei Monate sind sie auf offenem ...........( dit woord betekent:  ...................)

9. Ich.......(vind leuk) vor allem die Schönheit der Greifvögel. (vul het goede modale werkwoord in)

10. Jedes Kind hat einen eigenen Vogel, auf den es aufpassen..........(mag). (vul het goede modale werkwoord in)

11. Jozef und Diana .........(willen) später einen Beruf erlernen, der etwas mit Tieren zu tun hat.

12. Schrijf 4 Duitse woorden op die met het weer te maken hebben.

Was?	Lektion 4 Aufgabe 2	S. 85
Wie?	im Buch / online zu Zweit
Wie lange?	10 Minuten
Hilfe?	Lernbox Lektion 4	S. 108
Fertig?
Ergebnis?

Selbstständig an die Arbeit!

Ik ken de betekenis van de woorden van Lektion 1+2

😒🙁😐🙂😃

Nächste Stunde

Lektion 4 

Mündliche Prüfungen, 26 November

Müll in Mülleimer!

Blijf op je plaats tot de bel gaat

Stoel aanschuiven

Danke schön !

Hoe heeft het spel je geholpen om de gebiedende wijs te gebruiken?

Heeft het gesprekje bij het plaatje je geholpen om de woordenschat te leren?

Was?	Schiffe versenken
Wie?	Im Buch individuell und still	Onderstrepen in tekst
Wie lange?	10 Minuten
Hilfe?	Vokabeln Lernbox L2	S. 106
Fertig?	- Welke woorden uit Lernbox 2 staan in de tekst? - Modalverben üben Verbuga.eu	verbuga.eu Deutsch
Ergebnis?	besprechen

Selbstständig an die Arbeit!

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

weiß

weißt

weiß

wissen

wisst

wissen

weißst

weißen

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

möchten

möchtest

möchte

möchtet

möchten

möchten

möchte

möchtst

möcht

Hier (mag) du nicht rauchen.

1. darfst
2. darf
3. dürfst
4. dürft

Ich (moet) ins Krankenhaus.

1. sollst
2. muss
3. musse
4. soll

Er (weet) die Antwort nicht.

1. wisst
2. weißt
3. weiß
4. wissen

Frau Breedveld, (antwoorden) bitte.

1. antwortet
2. antworten Sie
3. antworten
4. antworte

Thijs & Cas, (blijven) sitzen!

1. bleiben
2. bleib
3. bleibt
4. bleibst

Julia, (komen) nach Hause!

1. kommt
2. kommen Sie
3. kommst
4. komm

Sie (mogen) morgen nicht kommen.

1. wollen
2. mögen
3. dürfen
4. müssen

	normaal	stam op -d / -t
je spreekt tegen 1 persoon	stam: komm!	stam + e: Antwort e !
je spreekt tegen meer personen	stam + t: kommt!	stam+ et: Antwort e t!
de beleefheidsvorm	hele werkwoord + Sie kommen Sie!	hele werkwoord + Sie Antworten Sie!