WF - Executieve functies en vaardigheden

Executieve functies en vaardigheden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
MentorlesBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Executieve functies en vaardigheden

Slide 1 - Slide



"Het verschil tussen executieve functies en 
executieve vaardigheden kun je vergelijken met voetballen: de executieve functie is als je beenspieren, het voetballen is de vaardigheid."

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:
  1. Je weet welke executieve functies er zijn en welke vaardigheden bij welke functies passen
  2. Je weet aan welke vaardigheden je moet werken

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welke executieve functies
ken je al?

Slide 5 - Mind map

We gaan zo kaartjes met daarop vaardigheden leggen bij de executieve functies

Slide 6 - Slide

Deze vragen kan je gebruiken om de termen beter te kunnen begrijpen

Slide 7 - Slide

Dit zijn de officiële begrippen:

Slide 8 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Je werkt samen met drie klasgenoten.
  • Ieder krijgt een mat met de 11 executieve functies.
  • Je krijgt kaartjes met vaardigheden.
  • Je moet alle vaardigheden koppelen aan de functie(s) 
  • Dit doe je door de kaartjes op de taartpunt te leggen, waarvan jij denkt dat ze bij elkaar horen.
  • We gaan eerst nog even oefenen met een sleepvraag

Slide 9 - Slide

Eerst even oefenen?

Slide 10 - Slide

Werken met een doel
Even wachten met reageren
Organiseren
Jezelf in beweging brengen
Omgaan met emoties
Plannen
Een resultaat willen halen waar je tevreden over bent
Nadenken  over de gevolgen van wat je zegt of doet
Je werkplek zo inrichten dat je goed kan werken en leren
Jezelf ertoe zetten om aan het werk te gaan
Rustig blijven als iets anders gaat dan verwacht
Voorkomen dat je (school)werk zich opstapelt

Slide 11 - Drag question

Bespreek klassikaal:
  1. Liggen er gelijke kaartjes op verschillende plekken?
  2. Waren jullie het overal over eens?
  3. Hoe kan een vraag op meerdere taartpunten liggen?
  4. Zijn alle taartpunten strikt gescheiden? Of is er ook wel wat overlap (denk aan schilderspalet)?
  5. Welke woorden vinden jullie moeilijk en kunnen we met voorbeelden verduidelijken ?
  6. Zijn alle woorden/begrippen op dit moment duidelijk genoeg om ermee te kunnen werken?

Slide 12 - Slide

Nu jouw eigen executieve functies...
  • Schrijf jouw naam op het plan van aanpak.
  • Denk aan samenwerken / het leren voor een toets.
  • Maak twee kolommen en noteer in de linkerkolom de functie waar je al goed in bent en rechts waar je nog niet goed in bent.
  • Teken een uitroepteken bij een functie waar je nog tegenaan loopt.

Slide 13 - Slide

Bespreek met je mentor (en thuis):
  1. Hoe weet je of je ergens goed in bent? Kun je dat toelichten met een voorbeeld?
  2. Is jouw keuze wat je zelf vindt, of wat je anderen hoort zeggen?
  3. Waar loop je precies tegen aan en heb je last van? Heb je voorbeelden van situaties waarin het wel goed gaat?
  4. Vergelijk jouw keuze eens met hoe dingen buiten school gaan? Is dat anders? Kun je iets op een andere plek bijvoorbeeld wél?
  5. Denk je dat je er beter in kunt worden? En hoe zou dat eruitzien?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide