1 De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat Ik je zal wijzen.
2 Ik zal je tot een groot volk maken,
Ik zal je zegenen, je naam veel aanzien geven,
een bron van zegen zul je zijn.
3 Ik zal zegenen wie jou zegenen,
wie jou vervloekt, zal Ik vervloeken.
In jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.’