Les 34: Unité 3 : HH + grammaire ww -er (2 april)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

La question du jour :

C'est quel jour aujourd'hui?

Tijdens het liedje: prends ton livre, ton cahier et un stylo.....

La question du jour :

C'est quel jour aujourd'hui?

Le cours de français

 

Aujourd'hui c'est mardi 12 mars

Unité 3: Après les cours

Les buts du jour:

>(herhaling) Je kent de dagen van de week en de schoolvakken

>Je kent de vormen van de regelmatige werkwoorden op -er 

Menu du jour:

>Herhaling 'les jours de la semaine' et 'les matières'

>Uitleg bij Grammaire I 

>Maken oefeningen in boek

Quizlet 

Zinnen maken + interview vragen

                    

Leren apprendre 1+2 (ZS)

Noem de dagen van de week in het Frans + de Nederlandse vertaling 

Noem enkele schoolvakken in het Frans 

Quelle est ta matière préférée?

Une exercice pour vous:

Zoek in apprendre 1 + 2 (page 100) Franse werkwoorden.

Schrijf ze in je schrift met de NL vertaling.

Wat valt jullie op?

Regelmatige ww op -er

De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER. 

Bijvoorbeeld:

• danser
• travailler
• donner

Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op-er. 

De stam

De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:

parler --> parl

danser --> dans

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

je (ik)	+ e
tu (jij)	+ es
il (hij)	+ e
elle (zij)	+ e
on (men/we)	+ e
nous (wij)	+ ons
vous (jullie/u)	+ ez
ils (zij, mnl)	+ ent
elles (zij, vrl)	+ ent

UITGANGEN

van de 

werkwoorden

op

-ER

Aantekening:

Les verbes réguliers en -ER

* 

Bonjour!

Je suis à l'école. Je regarde dans mon agenda. Nous commençons avec l'histoire. Mes amis parlent toujours pendant le cours. 

Le prof donne beaucoup de devoirs. Après l'école je demande à ma mère: tu me donnes un gateau?

Zien jullie werkwoorden in deze tekst?

Wat valt jullie op?

De uitgangen van de présent van de werkwoorden op -er zijn: stam+

1. es/es/e/ons/ez/ent
2. es/es/es/ons/ez/ont
3. e/es/e/ont/ez/ent
4. e/es/e/ons/ez/ent

Werkwoorden op ER
Nous parl... français!

1. e
2. es
3. ons
4. ez

Kies de juiste vervoeging:
Je/J' ... de la guitare!

1. jouons
2. joues
3. jouent
4. joue

Kies de juiste vervoeging:
Maria ... les maths

1. détestes
2. détestons
3. déteste
4. détestent

Eva et Luc ______ (travailler) ensemble.

Vous __________ (donner) une bonne note?

Hoe ging het ?

1. Appeltje eitje !!
2. Paar foutjes, verder goed.
3. Wel oké, beetje moeilijk
4. Pfff, snap er niks van!

Quoi ?

Faire exercice 8A + 8C t/m 8D  = regelmatige werkwoorden -er

Comment ?

Grammaire I, page 83

Combien de temps ?

20 minutes

Aide ? Hulp?

Eerste 10 minuten ZS. Daarna loop ik langs voor hulp.

Klaar? 

Menu au choix:

1. maken 8E (=HAVO), pg.84

2. verder lezen : zie kader menu au choix pg. 81. Kies jouw route !

3. leren apprendre 1 + 2 + 3, pg. 100

Les devoirs pour vendredi 11 avril

Faire (maken): 

afmaken exercice 8B t/m 8D -= Grammaire I

exercice 9+10, page 85/86

Apprendre (leren): 

vocabulaire apprendre 1+2 en 3

(regelmatige werkwoorden) page 100+101

Les buts du jour

Je kent de dagen van de week en de schoolvakken

Je kent de vormen van de regelmatige werkwoorden op -er 

Gelukt ?

NAKIJKEN EX. (7), 8A, 9, 10

Blz. 85

Exercice 8A                                                         

1 Hou je van de school?  Ik kijk in mijn agenda.

2 Lees het rijtje, luister naar de uitspraak en zeg na. Leer het daarna uit je hoofd.

3 je joue 8

    elle aime 1

    tu habites 7

    il prépare -

    nous dansons 2

    vous téléphonez 4

    ils regardent 6

    on organise 3

    elle parle 5

 elle parle 5

4 je joue

 elle aime

 tu habites

 il prépare

 nous dansons

 vous téléphonez

 ils regardent

 on organise

 elle parle

5 De uitgangen -e, -es, en -ent spreek je op dezelfde manier uit.

6 tu aimes

 nous terminons

 ils détestent

 je commence

 il travaille

 vous protestez

 je regarde

 on présente

 tu invites

4 je joue

 elle aime

 tu habites

 il prépare

 nous dansons

 vous téléphonez

 ils regardent

 on organise

 elle parle

5 De uitgangen -e, -es, en -ent 

spreek je op dezelfde manier uit.

6 tu aimes

  nous terminons

  ils détestent

  je commence

  il travaille

  vous protestez

  je regarde

  on présente

  tu invites

 

Exercice 9 

A

B een rugtas = un sac à dos

Exercice 10 

1 matière - schoolvak

2 redouble - blijft zitten

3 pratique - doet aan

4 désolé - sorry

5 entrainement - training

6 souvent - vaak

7 difficile - moeilijk 

8 fort en - goed in

Ecouter exercice 11 

Prononciation

thiemo.thiememeulenhoff.nl

quizlet.com

quizlet.com