This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
/ˈɪŋ(ɡ)lɪʃ/
Welcome to lesson #10
Slide 1 - Slide
Index
- Lesson aim
- Vocabulary practice
- grammar present perfect v.s. past simple
- time for 2 minute talk
- Continuing in Ch.3
Slide 2 - Slide
Lesson aims
At the end of the lesson the student:
- knows a minimum of 10 words from the new vocabulary list
- has brushed up on their old grammar
Slide 3 - Slide
Challenging
Collaboration
Decision
Definitely
Department
Furniture
Get cut
No clue
on screen
passionate
picky
prop
property
suitable
Time pressure
Slide 4 - Slide
Checklist
Wat zou je nu moeten weten?
- Past simple
- Present perfect
- Adverbs
- Adjectives
- iets meer of minder dan 2/3 van de woordjes
Deze komen op de toets. Pak je aantekeningen erbij en kijk wat je nog weet.
Slide 5 - Slide
Which grammar is the past simple?
A
has sung
B
sang
Slide 6 - Quiz
Which grammar is the present perfect?
A
Has eaten
B
ate
Slide 7 - Quiz
Waar gebruiken we de past simple voor? 1. Dingen die in het verleden gestart zijn en nog niet klaar zijn. 2. Dingen die klaar zijn. 3. Feiten en gewoontes in het verleden. 4. Acties in het verleden waarvan het resultaat nog invloed heeft.