This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hoofdstuk 7
De economische sprong van Europa
Programma vandaag:
- herhaling vorige les
- aantekening 7.2
Slide 1 - Slide
Leg uit waarom de gegevens in deze bron een aanwijzing zijn voor de mate van industrialisatie van een land
Welke conclusie kun je trekken met betrekking tot het tempo van industrialisatie in België en Nederland?
Slide 2 - Slide
Nationalisme
ka: de opkomst van politiek maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.
Slide 3 - Slide
Nationalisme
19e eeuw: In veel landen komen nationale gevoelens op
mensen behoren tot verschillende volken
Voorliefde voor eigen volk (en natie)
Er bestaan verschillende vormen van nationalisme
Slide 4 - Slide
Kenmerken cultureel nationalisme
Gevoel
Taal: gemeenschappelijke taal maakt eenheid/verbondenheid
Eigen volksgeest/karakter
Gemeenschappelijke geschiedenis
Politiek nationalisme
Ieder volk heeft recht op een eigen natiestaat:
eigen land met eigen bestuur en eigen grenzen
Dit kan voor problemen zorgen wanneer in een staat meerdere volken leven
Gevolg: samenvoegingen (eenwording) en uiteenvallen
Slide 5 - Slide
Opdracht
Geef voorbeelden van eenwording en uiteenvallen en beschrijf kort hoe dat proces ging
Gebruik blz. 160 en 161 van je boek
Slide 6 - Slide
Nationalisme
Nationalisme actief gestimuleerd door regeringen.
Onderwijs, taal, kunst, monumenten, geschiedenis en volksliederen.
Door sterk nationalisme kunnen landen tegenover elkaar komen te staan.
Slide 7 - Slide
Opdracht
Maak opdracht 11 op blz. 162.
Gebruik alleen bron 4
Slide 8 - Slide
De grote verandering waarbij huisnijverheid vervangen wordt door productie in fabrieken en veel mensen in fabrieken gaan werken noem je de........
A
Industriële revolutie
B
Agrarische revolutie
C
Demografische revolutie
D
industriesector
Slide 9 - Quiz
In welk land begon de industriële revolutie?
A
Belgie
B
Nederland
C
Engeland
D
Amerika
Slide 10 - Quiz
De industriele revolutie begon in Engeland omdat
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
er te weinig mensen op het platteland leefden
Slide 11 - Quiz
In welke beroepen begon de Industriele revolutie?
A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 12 - Quiz
Welk begrip past bij de afbeelding
A
Industrialisatie
B
fabriek
C
huisnijverheid
D
massaproductie
Slide 13 - Quiz
Bij massaproductie gaat het om:
A
de grote groep mensen tevreden te houden
B
kleine hoeveelheden van hetzelfde product maken
C
grote hoeveelheden van hetzelfde product maken
D
grote hoeveelheden van meerdere producten maken
Slide 14 - Quiz
De stoommachine werd als eerste ingezet in de:
A
Mijnbouw
B
Textielindustrie
C
Vliegtuigbouw
D
Autoindustrie
Slide 15 - Quiz
Nationalisme
Burgers zijn een nationale eenheid en zijn onderdeel van het nationale bestuur (volkssoevereiniteit)
Nationalisme gestimuleerd door overheden:
Onderwijs, taal, kunst, monumenten, geschiedenis en volksliederen
dit kan voor problemen zorgen wanneer in een staat meerdere volken leven
Slide 16 - Slide
Eenheid of uiteenvallen?
Zoek voorbeelden in je boek
Slide 17 - Slide
Modern imperialisme
Slide 18 - Slide
Modern imperialisme =
Een soort wedstrijd vanaf de 19e eeuw tussen de Europese landen waarbij zij probeerden zo veel mogelijk kolonies te stichten en hun rijk uit te breiden