U3 Grammar M2

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's Grammar
  • Tag's
  •  Bezittelijk voornaamwoord
  • Going to
  • Will
  • Present Simple & Continuous
  • Hulpwelkwoord
  • Possessive 's

Slide 2 - Slide

Tag's!
You are a student, aren't you?
You aren't a dancer, are you?

Na een bevestigende zin is de tag ontkennend.

Na een ontkennende zin is de tag bevestigend. 

Slide 3 - Slide

Maar wat als er geen hulpwerkwoorden staan?
They need some more time, .........



Dan gebruik je de juiste vorm van TO DO.
Do you?, Don't they? Does it?

Slide 4 - Slide

You have studied all week,
A
Have you
B
Haven't you
C
Did you

Slide 5 - Quiz

My | Mine bezittelijke voornaamwoorden
.

Deze gebruik je natuurlijk om
bezit aan te tonen

My cat or Mine cat

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

This is ____ book
A
My
B
Of mine
C
Mine

Slide 8 - Quiz

I have trouble writing with this pen ____
A
Mine
B
My
C
Of mine

Slide 9 - Quiz

Future TO BE GOING
100% zeker of gepland

Am going to + werkwoord
Is going to + werkwoord
Are going to + werkwoord

Tomorrow I am going to visit my aunt

Slide 10 - Slide

Future WILL
Niet 100% zeker, meer een voornemen.
Ook voor beloftes!!

Will + werkwoord
Won't + werkwoord

I will do the dishes

Slide 11 - Slide

I promise, I _____ be there
A
am going to
B
will

Slide 12 - Quiz

Create a sentence using TO BE GOING

Slide 13 - Open question

Present Simple 

I always watch TV

Iets gebeurd altijd, vaak of nooit, een gewoonte


Present Continuous

We are watching TV

Iets is NU aan de gang

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

playing football
Play football
Right now I am
We usually ____ at 7

Slide 16 - Drag question

Short answers / hulpwerkwoord
Korte antwoorden op vragen herhaal je het hulpwerkwoord.
Dus bijvoorbeeld:

Are you happy? -> Yes I am / No, I'm not
Is he good? -> Yes, he is / No, he's not
Do you like his hair? -> Yes I do / No, I don't


Slide 17 - Slide

Possessive 's s ' 
Bezittelijk! Laat zien van wie iets is.

The man's hat
The parents' child

's om iets bezittelijk te maken
s' als er een s al staat en je het bezittelijk wil maken

Slide 18 - Slide

The teacher_ tests.
A
'
B
's
C
s

Slide 19 - Quiz

The teachers_ tests
A
'
B
's
C
s

Slide 20 - Quiz

Nu zelfstandig!
Grammar 
5.1 E
5.2 E 
5.4 E
Klaar? Doe practice more

Slide 21 - Slide

Noun = Zelfstandig Naamwoord
Adjective = Bijv. Naamwoord
Voorbeeld 1 = Couches
2= Amazing
3 = Uglier

Slide 22 - Slide

Does your story make sense?

Slide 23 - Slide