Les 1: Communiceren een krachtig instrument - Herhaling

1 / 33
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog van
Communicatie
vaardigheden

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Als ik praat communiceer ik.
Als ik niet praat communiceer ik niet
A
Juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

  • Is een boodschap overbrengen of uitwisselen, contact hebben met iemand.


  • Zender: Persoon die het woord neemt. 
  • Ontvanger: Persoon die luistert. 
  • Boodschap: Inhoud, deze kan verbaal en non verbaal zijn.
  • Medium: (Hulp)middel om de boodschap over te brengen. 

Slide 7 - Slide

Corrie praat tegen Dineke. Wie is de ontvanger?
A
Corrie
B
Dineke

Slide 8 - Quiz

  • Feedback: De reactie van de ontvanger op de boodschap van de zender.
  • Terugkoppeling: Als de zender daar weer op reageert.

Slide 9 - Slide

Dineke reageert op het verhaal van Corrie.
Dat noem je ....
A
Feedback
B
Referentiekader
C
Terugkoppeling
D
Coderen

Slide 10 - Quiz

Coderen: Het omzetten van gedachten (van de zender) in een voor de ontvanger begrijpelijke boodschap noemen we coderen. (mondeling en schriftelijk)

  • Decoderen: de boodschap omzetten, terug vertalen (door de ontvanger)
  • De ontvangen boodschap omzetten in eigen gedachten.

  • Het omzetten gebeurd in je hoofd


Slide 11 - Slide

Chamaira praat tegen Nienke. Wie codeert er ?

A
Chamaira
B
Nienke

Slide 12 - Quiz

  • Is een ongunstige verstoring tijdens het overbrengen van de boodschap.
  • Bijvoorbeeld: geluid
  • Het zorgt voor miscommunicatie.

Slide 13 - Slide

  • Interne ruis: Verstoord door interne factoren bij de zender of ontvanger. 
  • Externe ruis: Verstoord door factoren buiten het communicatieproces. 

Slide 14 - Slide

  • Het geheel van gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waarop de ontvanger zijn denken en handelen baseert.

  • Omdat iedereen alles bekijkt vanuit zijn eigen referentiekader, is de boodschap die je ontvangt altijd gekleurd.

Slide 15 - Slide

timer
1:00

Slide 16 - Slide

Verbale communicatie: breng je een boodschap over met woorden. Dat kan schriftelijk en mondeling. Het gaat vooral om de inhoud van de boodschap.




Slide 17 - Slide


Afbeelding geeft een vorm van ......... weer.
A
Verbale communicatie
B
Non verbale communicatie

Slide 18 - Quiz

Non verbale communicatie: breng je een boodschap over zonder woorden. Dat kan op verschillende manieren: 
  • Door gedrag. 
  • Met gezichtsuitdrukkingen. 
  • Met houding.


Slide 19 - Slide

Je middelvinger opsteken is....
A
Verbale communicatie
B
Non verbale communicatie

Slide 20 - Quiz

Werk in tweetallen. 
  • Student 1 gaat met de rug naar het digiboard zitten
  • De docent draait aan de emotie-spinner.
  • Student 2, die het scherm wel kan zien beeld zonder te praten de emoties op de emotie-spinner uit.
  • Student 1 met de rug naar het digiboard moet de emotie raden.
  • Wissel om na 4x spinnen
4: Experiment 

Slide 21 - Slide

Fragment 1, 
welke emotie hoor je ? 
Fragment 2, welke emotie hoor je ?
Fragment 3, welke emotie hoor je ?
Emoties kan je horen.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Blij
Boos
Verdrietig
Verlegen
Verliefd
Angst

Slide 24 - Drag question

  • Eenzijdige communicatie: De zender brengt een boodschap over naar de ontvanger en de ontvanger geeft geen waarneembare feedback.

  • Meerzijdige communicatie:  Zenders en ontvangers staan met elkaar in contact.

Slide 25 - Slide

Nieuws luisteren via de radio is
A
Eenzijdige communicatie
B
Meerzijdige communicatie

Slide 26 - Quiz

Discussie voeren is
A
Eenzijdige communicatie
B
Meerzijdige communicatie

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Feedback is altijd....
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide