2a Beweringsvragen (juist-onjuist/ wel-niet)
Bij juist / onjuist-vragen moet je van meerdere - meestal drie - beweringen nagaan of ze overeenkomen met een deel van de tekst / een alinea.
1. Lees de tekst allereerst globaal om een indruk te krijgen van de inhoud.
2. Lees vervolgens de beweringen zorgvuldig en markeer kernwoorden.
3.. Zoek het tekstgedeelte op waarnaar wordt verwezen.
4. Lees het betreffende gedeelte nauwkeurig door en vergelijk het met de beweringen.
De beweringen staan meestal in volgorde van de tekst.
5. Vind je bewijzen in de tekst dat de volledige bewering klopt? Dan is deze bewering juist. Klopt de bewering maar deels, dan is hij onjuist.
6. Kun je niets vinden in de tekst over één van de beweringen? Dan is deze bewering onjuist.