5.2 False Friends

5.2 False Friends
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

5.2 False Friends

Slide 1 - Slide

Wat zijn False Friends
Sommige Engelse woorden lijken en klinken soms op een Nederlands woord, maar betekenen toch iets heel anders. Je noemt deze woorden false friends.

Slide 2 - Slide

False friends

Slide 3 - Slide

False friends
let op voor woorden die hetzelfde lijken, maar het niet zijn.

Bijvoorbeeld: fabriek & fabric
(factory & stof/materiaal)

Welke kan je zelf nog bedenken?

Slide 4 - Slide

false friends
you know:
worst... (slechtste en natuurlijk geen 'worst' -> sausage)
small... (klein en natuurlijk niet 'smal' -> narrow)
will... (zullen en natuurlijk niet 'willen' -> want)
want... (willen en natuurlijk niet 'want' -> because)

Slide 5 - Slide

False Friends
Actueel / Actual
Mening / Meaning
Sollicitant / Solicitor
Loon / Loan
Handel / Handle
Bij / By
Concurrent / Concurrent

Slide 6 - Slide

False friends
TRAP
Dutch = stairs, to get to the 2nd floor
English = a trap to catch something

Slide 7 - Slide

False friends
False friends zijn woorden in twee talen die veel op elkaar lijken maar niet dezelfde betekenis hebben. 

Voorbeelden:
brutaal - brutal (wreed)
willen - will (zullen)
mening - meaning (betekenis) 
raar - rare (zeldzaam) 
actueel - actual (eigenlijke) 
fabriek - fabric (stof) 


Slide 8 - Slide

Writing Tips - False Friends



Engelse woorden die lijken op Nederlandse woorden


EN
NL
Room
Kamer
Pet
Huisdier
Sip
Slok
NL
EN
Room
Cream
Pet
Cap
Sip
Sad

Slide 9 - Slide

In de toets
Look at the word in Dutch. Give the English translation.
Then, give the English word, the false friend, that looks like the Dutch word, and complete a sentence. See to it that the meaning of the false friend becomes clear from the context.
Example: Dutch word: vast > English word: ‘solid
  False friend in English: ‘vast
  Sentence: He has paid a vast amount of money for his car.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

English word

actual

hard

warehouse

fabric
Dutch word

actueel

hard

warenhuis

fabriek

real
difficult
storage place
cloth
current
loud
department store
factory

Slide 13 - Drag question

He's just as SLIM as his brother - he knows everything!
A
right
B
wrong

Slide 14 - Quiz

My grandfather worked in the FABRIC his entire life.
A
right
B
wrong

Slide 15 - Quiz

Fill the gap.
This street is quite _______ . You can't drive through it with a big car.
A
small
B
vast
C
narrow
D
solid

Slide 16 - Quiz