Havo Lenen 3.2.5

3.3 - Lenen
Soorten leningen
Rekenen met leningen
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare school

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3 - Lenen
Soorten leningen
Rekenen met leningen

Slide 1 - Slide

Het huishouden De Wit bestaat uit vader, moeder en twee kinderen. Vader werkt in de metaalindustrie en verdient € 1.900 in de maand. Moeder is secretaresse en zit al drie maanden werkloos thuis. Ze krijgt € 850 per maand. Aan kinderbijslag ontvangen ze € 576 per kwartaal.
Het maandinkomen van het gezin is:
    
  A € 1.900    
  B € 2.476    
  C € 2.942   
D € 3.326

Slide 2 - Slide

Johan gaat met vrienden een week kamperen in Zeeland. Johan houdt van frisdrank maar is ook nog dol op Magnums: dagelijks wil hij er twee. Zijn budget voor een week bedraagt € 80. In de winkel op de camping ziet hij dat de prijs van zijn favoriete Magnum € 2 bedraagt terwijl een blikje frisdrank € 0,80 kost. Hij maakt zijn budget op.

A. Stel de budgetvergelijking van Johan op en teken hem in de grafiek op de bijlage; zet daarbij I.

B.  Bereken hoeveel blikjes frisdrank hij in deze week kan kopen als hij dagelijks twee Magnums koopt.


Slide 3 - Slide

Als hij na de eerste week naar het dichtstbijzijnde dorp fietst, dat vijf kilometer van de camping ligt, ontdekt Johan een supermarkt waar dezelfde Magnum te koop is voor een prijs van € 1,60 terwijl een blikje frisdrank er € 0,60 kost. Hij besluit in de tweede vakantieweek alle aankopen van ijs en frisdrank in de supermarkt te doen.

C. Teken de nieuwe budgetlijn in dezelfde grafiek; zet daarbij II.

Slide 4 - Slide

Het gezin Steen bestaat uit Jan, Gretchen en twee kinderen. Het is chaos in huize Steen. Het deurtje van de wasdroger is kromgetrokken, zodat er door het hele huis was hangt te drogen.
Jan besluit een nieuwe wasdroger te gaan kopen.
a. Onder welke uitgavensoort valt deze aankoop?
A dagelijkse uitgaven
B huishoudelijke uitgaven
C reserveringsuitgaven
D vaste lasten

Slide 5 - Slide

Jan heeft nog geen rekening gehouden met de reserveringen voor een andere auto. Zijn Peugeot 308 CC (cabriolet) heeft hij twee jaar geleden nieuw gekocht voor de aanschafprijs van € 37.500. Hij verwacht nu nog vijf jaar in de auto te rijden en hem dan te verkopen voor € 10.000. Hij wil dan een andere auto kopen waarvan de aanschafprijs € 20.000 is.

b. Hoeveel moet Jan per maand reserveren om over vijf jaar de andere auto te kunnen kopen?
A € 119,05
B € 166,67
C € 333,34
D € 458,34

Slide 6 - Slide

Jan heeft een beknopt overzicht gemaakt van de maandelijkse financiële situatie van zijn gezin.
Inkomsten
€ 2.850
Huur, gas en licht
€ 780
Gemeentelijke belastingen
€ 160
Ziektekostenverzekering
€ 290
Contributies, abonnementen
€ 250
Autokosten (o.a. benzine)
€ 500
 
c. Noem een uitgave uit het overzicht van Jan die niet tot de vaste lasten wordt gerekend. Leg je keuze uit.

Slide 7 - Slide

Jan zoekt naar mogelijke oplossingen om te bezuinigen, maar ziet dat hij op een aantal uitgaven op korte termijn niet kán bezuinigen.

d. Noem een uitgave van Jan en Gretchen waar ze op korte termijn niet op kunnen bezuinigen. Leg uit waarom dat niet kan.

Slide 8 - Slide

Geld Lenen

Slide 9 - Mind map

Lenen en rente
  • Geld lenen kost geld, dus betaal je rente. 
  • Rente is de kost die je betaald als je geld leent
  • Rente wordt afgeschreven per jaar als er niet anders vermeld is

  • De rente wordt berekend over het bedrag wat nog afgelost moet worden.
  • Dit is belangrijk om te weten als je de lening in delen aflost

Slide 10 - Slide

Piet heeft op 1 januari een bedrag van €5.000 geleend tegen 4% rente. Hij lost de lening aan het einde van het jaar volledig af.

Bereken het rentebedrag dat Piet aan het einde van het jaar aan zijn bank moet betalen.

Slide 11 - Open question

Piet neem een aantal jaar later weer een lening , dit keer van €6000.
Hij betaald de lening in 3 jaar af, in 3 gelijke delen. De rente bedraagt 2%

Bereken het bedrag dat Piet aan het einde van jaar 3 moet betalen

Slide 12 - Open question

Soorten leningen
  • Hypothecaire lening -> Voor het kopen van een huis of andere hele dure goederen. De bank wilt dan een onderpand hebben. 
  • Persoonlijke lening -> Voor duurdere aankopen. Een auto, scooter etc. De lening betaal je maandelijks af. 
  • Kopen op afbetaling -> Je koopt iets van een winkel, maar koopt het op afbetaling. Een TV of wasmachine. 
  • Doorlopend krediet -> Naar eigen behoefte tot een maxmimum bedrag lenen. Kan je alijtd opnemene. Vanaf moment van opname betaal je maandelijks de lening af. 
  • Rood staan -> Als je op je betaalrekening te weinig geld hebt kom je rood te staan. De rente hiervan is heel hoog, omdat je vaak maar kort rood staat. 

Slide 13 - Slide

Maken -> Opgave 3.28 t/m 3.34
Klaar -> Leren en opgave maken voor de toets
Hulp? -> Steek je vinger op
Eerste 5 minuten in stilte

Tot 3 minuten voor het einde van de les
timer
5:00

Slide 14 - Slide