Bloemlezing

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Taak bloemlezing

  • twee gedichten en een songstekt
  • inleiding: toelichting keuze gedichten
  • per gedicht analyse van de inhoud en van de vorm
  • één verwerkingsopdracht

Slide 2 - Slide

Vorm
Hoe ziet het gedicht er uit? 
Gebruik van wit op de bladzijde; 
Aantal versregels en strofebouw
Gebruik en bedoeling van enjambement. 
Maakt de schrijver gebruik van rijm? 
Rijm op basis van vorm
rijm op basis van plaats
rijmschema’s.

Slide 3 - Slide

strofebouw
Een strofe =
  • een aantal versregels dat door een witregel gescheiden is van andere versregels;
  • vergelijkbaar met een couplet in een lied en een alinea in een tekst.

Slide 4 - Slide

strofebouw
Verschillende strofevormen:
  • distichon = 2 regels 
  • terzine/terzet = 3 regels
  • kwatrijn = 4 regels
  • kwintet = 5 regels
  • sextet = 6 regels
  • octaaf = 8 regels

Slide 5 - Slide

Enjambement
  • versregel wordt afgebroken 
  • natuurlijk pauzemoment
  • benadrukken van bepaalde woorden (voor of na)

Slide 6 - Slide

Enjambement
Als een zin doorloopt op de volgende versregel. 

 het sneeuwde toen
 op je wimpers
lagen kleine kristallen in je haren 
glinsterde het geheimzinnig

Slide 7 - Slide

Racoon - Oceaan
Wat zie je in deze songtekst aan begrippen?: metafoor enjambement, rijmschema's etc. 
Waar gaat het liedje over?

Slide 8 - Slide

Rijmschema
Als een gedicht eindrijm heeft, kunt je een rijmschema maken.

Je geeft elke rijmklank een nieuwe letter. 

De klank in de eerste regel a, de volgende klank b, etc.
a
a
b
b
c
c

Slide 9 - Slide

Eindrijm
Woorden aan het einde van de regel hebben dezelfde klank.

Kijk maar naar het gedicht hiernaast:

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Medeklinkerrijm / alliteratie

Klinkerrijm / assonantie


Slide 14 - Slide

A.
Sint liep te denken
Wat moest hij jou schenken
Een boek of een bon
Of een flesje lotion?
B.
Sint liep te denken,
Een boek of een bon
Of een flesje lotion,
Wat moest hij jou schenken?
C.
Sint liep te denken
Een boek of een bon
Wat moest hij jou schenken
Een flesje lotion?
gepaard rijm
omarmend rijm
gekruist rijm
abab
aabb
abba

Slide 15 - Drag question

Welk rijmschema kun je hier ontdekken?
Rood is al lang het rood niet meer
Het rood van rode rozen
De kleur van liefde van weleer
Lijkt door de haat gekozen
A
aabb
B
abab
C
abba
D
abcb

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

Assonantie
Ook wel klinkerrijm genoemd. 

De klinkers in een woord worden herhaald.
Dit kunnen ook klinkers zijn die hetzelfde klinken.

De hoge bomen horen 
Een groot cadeau



Slide 18 - Slide

Alliteratie / Assonantie
Alliteratie (medeklinkerrijm):
groen - grom - griezel etc.

Assonantie (klinkerrijm):
moeten - groenten - doe - vroeg - troep - schoen- moeder - groen - groeien

vallen - zacht - gras

Slide 19 - Slide

Liesje leerde lotje lopen langs de Lange Lindenlaan
A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 20 - Quiz

De muis gaat naar huis
A
alliteratie
B
assonantie

Slide 21 - Quiz

De man die in Waddinxveen woonde wantrouwde het water.
A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 22 - Quiz

Verfraaiing 
- Beeldspraak – Stijlfiguren

Slide 23 - Slide

stijlfiguren
tegenstelling
herhaling
omkering
vooropplaatsing
opsomming
pleonasme
tautologie
eufemisme
hyperbool
retorische vraag

Slide 24 - Slide

Wat is beeldspraak?

Slide 25 - Mind map

stijlfiguren 
tegenstelling
woorden, zinnen of tekstgedeelten zijn tegengesteld aan elkaar:
>heden- verleden
>goed - slecht
>leven - dood

herhaling
een woord of woordgroep wordt vrijwel ongewijzigd herhaald

opsomming
een opsomming van feiten, namen of andere gegevens ( meer dan drie onderdelen )

Slide 26 - Slide

Stijlfiguren
Hyperbool
Sterke overdrijving: ik sta al uren op jou te wachten

Eufemisme
Iets mooier, vriendelijker of minder onaangenaam wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.
Het personeelsbestand afslanken' is een eufemisme 

Slide 27 - Slide

Stijlfiguren
Bij een pleonasme wordt een eigenschap die onlosmakelijk verbonden is met het genoemde, nog eens in een bepaling uitgedrukt
houten boomstam , groen gras

Een tautologie noemt een begrip tweemaal of meerdere malen, en bestaat doorgaans uit twee of meer woorden van dezelfde woordsoort
nooit ofte nimmer ,  onmiddellijk en meteen

Retorische vraag....
‘Laat jij de hond even uit?’.

Slide 28 - Slide

Welke van de onderstaande stijlfiguren is een hyperbool?
A
'nat water'
B
'brullende motor'
C
'vlug sjokken'
D
'eeuwen op iemand wachten'

Slide 29 - Quiz

Stijlfiguren
De zwarte kraaien is een voorbeeld van het volgende stijlfiguur?
A
Palindroom
B
Tautologie
C
Metafoor
D
Pleonasme

Slide 30 - Quiz

Welke van onderstaande stijlfiguren is een pleonasme?
A
'blij en verheugd'
B
'een ronde cirkel'
C
'bar en boos'
D
'ijzeren discipline'

Slide 31 - Quiz

Welke van onderstaande stijlfiguren is een pleonasme?
A
'blij en verheugd'
B
'een ronde cirkel'
C
'bar en boos'
D
'ijzeren discipline'

Slide 32 - Quiz

Welke van onderstaande stijlfiguren is een tautologie?
A
'nat water'
B
'verdrietig en bedroefd'
C
'zuchtende wind'
D
'witte sneeuw'

Slide 33 - Quiz