MEMO 1.5 oorzaak en gevolg

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

1.5 Vaardigheid: oorzaak en gevolg

Welkom H3E!


Pak je geschiedenisboek en schrift 

Vandaag

Wat kan je vertellen over 1.4?
Filmpje over de 'Dodendraad'. 
Uitleg over oorzaak en gevolg, paragraaf 1.5

Stukje film 1917 of 
Aan het werk met: 1.5 op blz. 45 in je boek.
Deze opdracht bestaat uit twee delen. 

Leg uit waarom de Republiek van Weimar grote
politieke en economische problemen kende.

Je kunt beschrijven hoe in Italië het fascisme opkwam.

Je kunt uitleggen waarom Nederland begin 20e eeuw een neutraliteitspolitiek voerde.

Uitleg Vaardigheid  3.1 Oorzaak en gevolg 1

Een oorzaak verklaart waarom iets is gebeurd.
Elke gebeurtenis of ontwikkeling zorgt op haar beurt weer voor veranderingen. Dat zijn gevolgen. Meestal heeft een gebeurtenis meerdere oorzaken en meerdere gevolgen.

Je kunt ook directe en indirecte oorzaken onderscheiden. Een directe oorzaak leidt meteen tot de gebeurtenis.
Dat heet ook wel aanleiding: de laatste oorzaak waarom iets gebeurt.

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 2

Een indirecte oorzaak leidt met een tussenstap tot de gebeurtenis.
Op dezelfde manier kun je directe en indirecte gevolgen onderscheiden.

Een direct gevolg volgt meteen uit de gebeurtenis.
Een indirect gevolg komt voort uit een ander gevolg van de gebeurtenis.

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 3

Ten slotte kun je nog bedoelde en onbedoelde gevolgen onderscheiden.
Bij een bedoeld gevolg is het de bedoeling dat iets gebeurt, bij een onbedoeld gevolg gebeurt iets niet met opzet en zat er geen plan achter.
Een voorbeeld is de invoering van stoommachines. Dat deden mensen rond 1800 om goedkoop meer spullen te kunnen maken.

Productieverhoging was een bedoeld gevolg. Maar de schade die zo toegebracht werd aan het milieu, was een onbedoeld gevolg. Stoommachines werden immers niet gebruikt met als doel het milieu te vervuilen.

Uitleg Vaardigheid 3.1: Oorzaak en gevolg 4

• politiek-bestuurlijk: alles wat te maken heeft met de verdeling van macht, de organisatie van het bestuur, het denken over bestuur en het maken, uitvoeren en controleren van wetten en regels;

• sociaal: alles wat te maken heeft met verschillen tussen groepen mensen in een samenleving en het denken hierover;

• economisch: alles wat te maken heeft met de manier waarop mensen in hun onderhoud voorzien en de manier waarop de opbrengst van het werk onderling wordt verdeeld;

• cultureel: alles wat te maken heeft met de ideeën van mensen en de manier waarop ze zich uiten, bijvoorbeeld in hun gewoonten en regels, geloof, kunst en wetenschap.

Aan het werk met: 1.5 oorzaak en gevolg

Blz. 45 in je boek.

Deel 1: Bij opdracht 1 t/m 5 komt de informatie uit 1.2 en 1.3.

Deel 2: Bij opdracht opdracht 7 t/m 11 komt de informatie uit 1.3 en 1.4.